2007 - 76 (3)

Volume 76 (2007), nr. 3

76 (3) 222-224

Titel: 
Hygiënische aspecten bij de introductie van nieuw fokmateriaal op een varkensbedrijf
Auteur(s): 
R. DUCATELLE, F. VAN IMMERSEEL
Samenvatting: 
De moderne selectiebedrijven van fokvarkens hebben meestal een hoge sanitaire status. Toch zijn er hygiënischerisico’s verbonden aan het introduceren van nieuw fokmateriaal op een varkensbedrijf. Aangekochte fokvar -kens kunnen (latent) besmet zijn met een infectieus agens waar op niet gecontroleerd wordt op het bedrijf vanherkomst, of ze kunnen besmet raken met om het even welk infectieus agens tijdens het transport. Aangekochtefokvarkens die een SPF (specified pathogen free) -status of minimal disease status hebben, zijn niet immuun te -gen de infectieuze agentia die op de SPF-lijst staan en kunnen eventueel ernstig ziek worden als ze in contactkomen met één van deze pathogenen op het bedrijf van bestemming. Daar om moeten nieuw aangekochte fokvar -kens bij aankomst in quarantaine gehouden worden. Van tevoren moet de quarantainestal grondig gereinigd enontsmet worden.
Volledige tekst: 
pp 222-224
Permanente vorming

76 (3) 216-221

Titel: 
Granulaire lymfocytaire leukemie bij een hond
Auteur(s): 
H. DE BOSSCHERE, S. VANDERSCHUEREN, K. BRUYLAND
Samenvatting: 
The present case study describes a 14-year-old female intact Staffordshire with large granular lymphocytic (LGL) leukemia with an aggressive clinical course. This is a rare lymphoproliferative disorder that is unique due to the morphology of the neoplastic lymphocytes, which are characterized by the presence of large round to irregularly shaped azurophilic cytoplasmic granules. The diagnosis was made on the basis of a combination of clinical signs (lethargy, anorexia, vomiting and diarrhea), routine hematology (anemia, thrombocytopenia, and circulatory neoplastic cells), cytology, histopathology (involvement of liver, spleen and bone marrow) and immunophenotyping. Neoplastic lymphocytes were characterized as T-cells likely expressing the gamma/delta receptor. This condition closely resembles hepatosplenic lymphoma in humans.
Volledige tekst: 
pp 216-221
Casuïstiek(en)

76 (3) 208-215

Titel: 
Babesiose bij runderen: eerste klinische uitbraak in Vlaanderen
Auteur(s): 
D. EVERAERT, D. GEYSEN, J. BRANDT, J. WITTERS, P. DEPREZ, E. CLAEREBOUT
Samenvatting: 
In dit artikel wordt de eerste bevestigde uitbraak van babesiose veroorzaakt door Babesia divergens bij run -deren op een bedrijf in Vlaanderen (Bertem) beschreven. Sinds 2002 vertoonden reforme dikbilkoeien elk jaarin de lente en de herfst anorexie, de pressie, hoge koorts, anemie, geelzucht en he moglobinurie. Op basis van deklinische symptomen en de aanwezigheid van B. divergens in een bloeduitstrijkje werd babesiose als diagnosegesteld. De aanwezigheid van B. divergens werd bij meerdere dieren aangetoond door middel van bloeduitstrijkjes,IFAT en PCR. Herhaaldelijke aankopen van gevoelige dieren verhinderden het ontstaan van een enzoötische stabili -teit. Nieuwe uitbraken konden echter niet worden voorkomen ondanks profylactische en metafylactische toe -diening van imidocarb bij het inweiden en/of twee- of vierwekelijkse tekenbestrijding met flumethrine. Erwordt even eens een overzicht gegeven van infecties met B. divergens bij het rund.
Volledige tekst: 
pp 208-215
Casuïstiek(en)

76 (3) 201-207

Titel: 
Het effect van de versheid van zalmolie op de smakelijkheid van honden voeders
Auteur(s): 
A. VERBRUGGHE, M. HESTA, K.E. GULBRANDSON, G.P.J.JANSSENS
Samenvatting: 
The effect of the feeding history of dogs and of the addition of different fat sources (chicken lard (CL), rapid harvested salmon oil (RS) and non-rapid harvested salmon oil (NRS)) to their diet on the palatability of dog foods was investigated. Three diets were tested in twelve healthy adult Beagle dogs using a modified two-pan preference test: a basal diet with chicken lard (CL) and two diets with 1% salmon oil, one being with rapid-harvest salmon oil (RS) and the other with non-rapid-harvest salmon oil (NRS). Substitution of 1% chicken lard by 1% salmon oil decreased the (n-6):(n-3) fatty acid ratio from 9 to 5. The oxidative status in both oils and foods was rather low, but the difference between the two salmon oils was prominent. Absolute food intake did not differ significantly among the diets, most likely due to numeric differences in absolute food intake between test periods. Relative intake showed a significant difference between CL (38.5 % of total food intake) and NRS (28.1 %), whereas no difference was noted between RS (33.4 %) and NRS and between CL and RS. The preceding diet had no effect on diet preference.
Volledige tekst: 
pp 201-207
Origine(e)l(e) artikel(en)

76 (3) 195-200

Titel: 
Spermabehandeling in kunstmatige inseminatiecentra voor varkens in België
Auteur(s): 
P. VYT, D. MAES, T. RIJSSELAERE, J. DEWULF, A. DE KRUIF, A. VAN SOOM
Samenvatting: 
In the present study, the practice of semen examination and semen processing in Belgian porcine artificialinsemination (AI) centers was evaluated by means of a written questionnaire. The questionnaire was sent to 50AI centers and 38 filled it in and returned it (response rate 76%). The size of the herds in the responding centers variedbetween 4 and 165 boars, with a mean of 45. In 80% of the AI centers, the semen doses contained at least 3billion spermatozoa. Sperm morphology and motility were considered the most important parameters forsperm quality evaluation. Semen morphology was systematically examined in 71% of AI centers. A lower limitof 80% normal spermatozoa was used in 66% of the AI centers. Motility was monitored systematically in everyejaculate in 94% of AI centers. A lower limit of 70% motility was used. Motility assessment was performed visuallyin all but one of the AI centers.Ninety-seven percent of Belgian AI centers used a short-term semen extender (storage for 3 days). Since sementransport times are short in Belgium, there is no necessity for long-term storage of diluted porcine semen.In 50% of the AI centers, long-term extenders (storage for 7 days) were used on a part of the collected semen,mainly for storage over the weekend. In some AI centers, extender solutions at room temperature are added tothe ejaculate, apparently without negative effects on fertility. Antibiotics are seldom supplemented to the extendedporcine semen. The semen doses contained in most cases 100 ml extended semen.The present study shows that the Belgian porcine AI centers generally incorporate semen quality examinationsin their daily routine, especially for motility assessment. In a minority of AI centers, especially the smaller ones,the semen morphology examination should be done more systematically. This focus on semen quality, togetherwith the consistent use of a sufficient number of spermatozoa per semen dose, reflects the concern of Belgian AIcenters to produce quality semen doses. In some AI centers, improvements in semen handling could be made,especially concerning the temperature of the extender and its preservation conditions.
Volledige tekst: 
pp 195-200
Origine(e)l(e) artikel(en)

76 (3) 186-194

Titel: 
Het beschermend effect van vaccinatie tegen equiene herpesvirus 1-geïnduceerde viremie, abortus en zenuwstoornissen
Auteur(s): 
K. M. VAN DER MEULEN, A. C. GRYSPEERDT, A. A. VANDEKERCKHOVE, B. A. GARRÉ, H. J. NAUWYNCK
Samenvatting: 
Equiene herpes virus (EHV) 1 is een belangrijk pathogeen bij paarden. Na infectie vermeerdert het virus eerst in hetademhalingsstelsel. Vervolgens verspreidt EHV1 via een celgeassocieerde viremie naar inwendige organen. Daar kaneen lokale virusvermeerdering resulteren in abortus of zenuwstoornissen. De huidige beschikbare vaccins kunnen hetoptreden van viremie na een infectie met wild-type virus niet voor komen. Sommige vaccins kunnen wel een bescher -ming induceren tegen het optreden van abortus of zenuwstoornissen. Welke immunologische respons aan de basis ligtvan deze bescherming is nog niet gekend. Naast de vaccinatie is ook het management zeer belangrijk bij de preven tie vanEHV1-geïnduceerde symptomen. De managementmaatregelen omvatten het vaccineren van alle paarden op het bedrijfom de infectiedruk te verlagen, de gescheiden huisvesting van jonge paarden, volwassen paarden en drachtige merries,een strik te hygiëne en het toezicht op het contact met paarden van buiten het bedrijf. Indien zich, ondanks vaccinatie enuitgebreide managementmaatregelen, toch een uitbraak van EHV1-geïnduceerde symptomen voordoet, dan kan even -tueel een behandeling met antivirale geneesmiddelen overwogen worden.
Volledige tekst: 
pp 186-194
Overzichtsartikel(en)

76 (3) 177-185

Titel: 
De rol van P-glycoproteïne en andere ABC-trans port ers in fysiologische en pathologische processen
Auteur(s): 
S. VAN DER HEYDEN, K. CHIERS, R. DUCATELLE
Samenvatting: 
P-glycoproteïne is een multidrugresistentie-eiwit dat behoort tot de familie van de ATP-bindingcassette(ABC) transportereiwitten en wordt traditioneel geasso cieerd met de resistentie van kankers tegen chemothera -peutica. Tegenwoordig is echter bekend dat deze ABC-eiwitten ook een centrale functie uitoefenen als transpor -tereiwitten tijdens meerdere fysio logische en pathologische processen. Op een ATP-afhankelijke manier staanzij in voor het trans mem bra nair trans port van di ver se en do ge ne en exo ge ne sub stra ten. Bij de mens zijn er 48ABC-genen gekend die onderverdeeld worden in zeven subfa milies (ABCA-G). Voor verschillende genen zijn ermutaties beschreven die leiden tot genetische defecten en geasso cieerd zijn met pathofy siologische processen, zo -als inflammatory bowel disease, atherosclerose, ziekte van Alzheimer, ziekte van Parkinson, retinadegeneratie,dilatorische cardiomy opathie, keratinisa tiedefecten, hyperbilirubinemie en diabetes mellitus. P-glycoproteïneoe fent voor na me lijk zijn func tie uit ter hoog te van de bloed-weef sel bar rières met de be doe ling het weef sel te be -schermen tegen schadelijke stoffen. Uit onderzoek in de humane geneeskunde en dierproeven bij muizen blijktde be lang rij ke rol die P-gly copro te ïne speelt. In de dier ge nees kun de is hier over nog maar wei nig be kend. Hetmeest bekende is de mutatie in P-glycoproteïne bij Collies met ivermectineovergevoeligheid. In dit overzichtsar -tikel bespreken we de weefseldistributie, de fysio logische functie en de pathologische processen waarbij P-gly -coproteïne betrokken is.
Volledige tekst: 
pp 177-185
Overzichtsartikel(en)

76 (4) 165-176

Titel: 
Therapie van hersentumoren bij hond en kat
Auteur(s): 
S.A.E. VAN MEERVENNE, J.P. DE VOS, L.M.L. VAN HAM
Samenvatting: 
Het toepassen van verbeterde diagnos ti sche technieken bij klei ne huisdieren met hersentumoren doet de vraag naarbete re behande lingsmethoden stijgen. In dit artikel wordt een overzicht van de verschil lende behande lingsmethoden,zoals hersenchirur gie, chemotherapie, bestraling, hormonale behande ling, im munotherapie en genthe rapie samen methun resul taten weer gegeven. De belangrijke rol van de bloed-hersenbarrière wordt besproken. Vooral de groep van denitrosoureas wordt in kaart gebracht. De mees te successen worden geboekt met com binatieprotocol len van chirur gie,chemotherapie en bestraling. Deze protocollen worden het beste gepland na het bekomen van een histologi sche diagnose.
Volledige tekst: 
pp 165-176
Overzichtsartikel(en)

76 (3) 159-164

Titel: 
De voeding van hoogproductieve melkkoeien en de mogelijke gevolgen ervan voor de eicel- en de embryokwaliteit
Auteur(s): 
J.L.M.R. LEROY, K.B. MOERLOOSE, T. VANHOLDER, A. DE KRUIF, P.E.J. BOLS
Samenvatting: 
De vruchtbaarheid van hoogproductieve melkkoei en is gedurende de laatste decennia gedaald. Naar veel po -tentieel oorzakelijke factoren is er uitgebreid onderzoek verricht. Naast het belang van de negatieve energieba -lans en de daarmee geasso cieerde endocriene en metabo le veranderingen wordt er ook steeds meer aandachtge schonk en aan de ge vol gen van het melk gift sti mu le rend rant soen dat zeer ei wit- en ener gie rijk is. Onder zoekheeft aang etoond dat zeer energierijke rantsoenen met veel snel fermenteerba re koolhy draten de energiebalansen dus de folliculaire ontwikkeling ten goede komen. Echter, de eicelkwaliteit en de embryokwaliteit zoudendaardoor kunnen verminderen. Ook gesupplementeerde vetten (al dan niet pensbeschermd) in het rantsoendoen het cho les te rol ge hal te en de ste ro ïdenconcentraties in het bloed toe ne men maar zou den recht streekstoxisch kun nen zijn voor de ei cel en het em bryo. Zeer eiw trij ke rant soe nen kun nen aan lei ding ge ven tot hogeammoniak- en ureumconcentraties in het bloed. Deze kunnen zowel de eicelmaturatie remmen als het micromi -lieu van het em bryo ong un stig be ïnvloeden. Dit kan re sul te ren in een la ger drach tig heids per cen ta ge en een ho -gere prevalentie van vroeg embryonale sterfte.
Volledige tekst: 
pp 159-164
Overzichtsartikel(en)