2008 - 77 (6)

Volume 77 (2008), nr. 6

77 (6) 435-441

Titel: 
Diagnosestelling van ovarieel restsyndroom bij hond en kat
Auteur(s): 
A. VAN SOOM, B. VAN GOETHEM, T. RIJSSELAERE
Samenvatting: 
Geen samenvatting
Volledige tekst: 
pp 435-441
Permanente vorming

77 (6) 429-434

Titel: 
MRSA clone ST398-SCCmec IV as a cause of infections in an equine clinic
Auteur(s): 
K.HERMANS, U. LIPINSKA, O. DENIS, A. DEPLANO, M.J. STRUELENS, M. NEMATI, F. PASMANS, P. BUTAYE, A. MARTENS, P. DEPREZ, F. HAESEBROUCK
Samenvatting: 
Thirteen multidrug-resistant MRSA strains from infections of hospitalized horses in an equine clinic wereanalyzed. They all were indigestible by SmaI restriction, possessed SCCmec type IV and belonged to spa typet011. One isolate was analyzed by MLST and allotted to ST398. The MRSA clonal lineage ST398-SCCmec IVappears to have a high capability of causing clinical infections in an equine hospital environment.
Volledige tekst: 
pp 429-434
Kort

77 (6) 421-428

Titel: 
Gebruik van progestagenen bij de teef en de kattin: een enquête bij Vlaamse kleine huisdierenpraktijken
Auteur(s): 
B. MADDENS, T. RIJSSELAERE, J. DEWULF, A. VAN SOOM
Samenvatting: 
Het toedienen van progestagenen bij de teef en de kattin voor de controle van de oestrus impliceert risico’sop het optreden van reproductieve en niet-reproductieve nevenwerkingen. Andere anticonceptieve methoden,zoals chirurgische sterilisatie, vormen een volwaardig alternatief. Het doel van dit artikel was na te gaan hoeen in welke mate progestagenen gebruikt worden in de kleine huisdierenpraktijk. Deze informatie werdverzameld door middel van een enquête die beantwoord werd door 80 Vlaamse dierenartsen.Chirurgische sterilisatie wordt door 98% van de dierenartsen aan de eigenaar aangeraden voor de controlevan loopsheid of krolsheid van zijn dier. Toch worden progestagenen bij de teef en de kattin nog voorrespectievelijk 71% en 58% door de praktijken gebruikt. Bij de teef worden vooral de injecteerbareformuleringen van medroxyprogesteronacetaat en proligeston aangewend; bij de kattin de orale toedieningvan megestrolacetaat. Een toenemende eetlust en gewicht, melkklierneoplasie en cysteuze endometrium -hyperplasie/pyometra zijn de nevenwerkingen die door dierenartsen bij beide diersoorten het meest gezienworden.
Volledige tekst: 
pp 421-428
Voor de praktijk

77 (6) 417-420

Titel: 
Cerebellaire corticale atrofie bij een Belgisch Witblauwe koe met letsels beschreven bij de humane Norman-Jaekenziekte
Auteur(s): 
S. ROELS, P. LAUSBERG, C. LETTELIER , E. VANOPDENBOSCH
Samenvatting: 
Cerebellaire corticale atrofie is beschreven bij dier en mens. Er zijn gevallen bekend bij verschillenderunderrassen. De voornaamste histopathologische letsels situeren zich ter hoogte van de cerebellaire Purkinjelaag.Deze letsels kunnen variëren van chromatolyse tot een totaal verlies van de neuronen. In het voorliggend artikelwordt deze aandoening voor het eerst gerapporteerd bij een Belgisch Witblauwe koe. Het histopathologisch beeld isanders dan van de tot nu bekende gevallen bij andere runderrassen. Bij de Belgisch Witblauwe koe werden eenuitgesproken haardvormig verlies van de korrellaag en abnormale Purkinjecellen ter hoogte van het cerebellumvastgesteld. Analoge histopathologische bevindingen zijn ook beschreven bij de Norman-Jaekenziekte bij de mens,beter bekend als de primaire degeneratie van de korrellaag van het cerebellum.
Volledige tekst: 
pp 417-420
Casuïstiek(en)

77 (6) 406-416

Titel: 
De economische gevolgen van een verlenging van de tussenkalftijd bij hoogproductief melkvee
Auteur(s): 
S. COOLS, P. BOSSAERT, T. CALUWAERTS, M. HOSTENS, G. OPSOMER, A. DE KRUIF
Samenvatting: 
Samen met een toename van de melkproductie wordt sinds vele jaren een dalende trend in devruchtbaarheid van hoogproductieve melkkoeien waargenomen. Dit komt onder andere tot uiting in detussenkalftijd (TKT) die de laatste 2 decennia toegenomen is met 30 dagen (van 390 dagen in 1992 tot 420 dagenin 2008). De bedrijfsbegeleidende dierenarts wordt dan ook regelmatig geconfronteerd met de vraag van deveehouder wat de financiële consequenties zijn van een toenemende tussenkalftijd.In veel studies is reeds getracht de economische gevolgen van een verlengde TKT in beeld te brengen.Daarbij werd in een aantal gevallen gebruik gemaakt van praktijkgegevens die retrospectief werdengeïnterpreteerd, terwijl in andere studies complexe simulatiemodellen werden gehanteerd. De belangrijkstefactor bij de berekening van de gevolgen van een verlenging van de TKT is de lactatiecurve. Daarnaast zijn erechter talrijke andere factoren die een positieve of negatieve invloed kunnen uitoefenen op het economischeindresultaat (zie verder). De conclusies zijn dan ook niet altijd eenduidig. Over het algemeen kan gesteldworden dat een verlenging van de TKT gepaard gaat met een duidelijk economisch verlies. Wordt bijvoorbeeldeen TKT van 395 dagen tot 432 dagen verlengd dan bedraagt het verlies gemiddeld €2,08 per dag, per koe. Intotaal is dat €77 per koe (37 dagen).Aangezien de lactatiecurve vrij gemakkelijk beïnvloed kan worden, zou men aan de hand van bepaaldemanagementmaatregelen, zoals het frequenter melken en het gebruik van boviene somatotropine, de persistentievan de lactatie zodanig kunnen verhogen dat de economische balans minder negatief of zelfs positief wordt.
Volledige tekst: 
pp 406-416
Origine(e)l(e) artikel(en)

77 (6) 397-405

Titel: 
Baarmoedertorsie bij de merrie: een overzicht en een bespreking van 3 gevallen
Auteur(s): 
K.A. MARTENS, J.L.J. GOVAERE, M.K. HOOGEWIJS, L. LEFEVRE, H. NOLLET, L. VLAMINCK, K. CHIERS, A. DE KRUIF
Samenvatting: 
Wanneer een hoogdrachtige merrie kolieksymptomen vertoont, moet men steeds bedacht zijn op een uterustorsie.Deze complicatie komt weinig voor maar kan ernstige gevolgen hebben voor de merrie en het veulen. In dit artikelwordt een overzicht gegeven van het voorkomen van uterustorsie, de oorzaken, de symptomen, het stellen van dediagnose, de behandelingsmogelijkheden en de prognose voor de merrie en het veulen. Tot besluit worden er enkeleklinische gevallen besproken.
Volledige tekst: 
pp 397-405
Overzichtsartikel met casuïstiek

77 (6) 386-396

Titel: 
Diagnose van tandproblemen bij gezelschapskonijnen (Oryctolagus cuniculus)
Auteur(s): 
A. VAN CAELENBERG, L. DE RYCKE , K. HERMANS, L. VERHAERT, H. VAN BREE, I. GIELEN
Samenvatting: 
Tandafwijkingen zijn frequent voorkomende aandoeningen bij gezelschapskonijnen. Om een nauwkeurigediagnose van tandpathologieën te stellen, is een goede kennis van de normale anatomie en fysiologie van hetkonijnengebit een noodzaak.In dit artikel wordt een overzicht van de literatuur gegeven over de specifieke gebitsanatomie en de meestvoorkomende tandafwijkingen bij het konijn. De verschillende technieken voor het diagnosticeren vantandpathologieën worden besproken, zoals het klinisch, het radiografisch en het computertomografisch (CT)onderzoek. Vervolgens worden twee klinische gevallen van konijnen met gebitsafwijkingen beschreven.
Volledige tekst: 
pp 386-396
Overzichtsartikel(en)

77 (6) 376-385

Titel: 
Rabiësbestrijding in België: van het uitroeien bij vossen tot de invoer van een besmette hond
Auteur(s): 
S. VAN GUCHT, I. LE ROUX
Samenvatting: 
Rabiës is een dodelijke virale encefalitis bij zoogdieren. In dit artikel worden belangrijke aspecten van derabiësbestrijding in België besproken. Het virus veroorzaakte een epidemie bij vossen in Wallonië van de jaren zestigtot negentig. De ziekte werd uitgeroeid bij de vos door opeenvolgende vaccinatiecampagnes vanaf 1989. Belgiëwerd vrij verklaard door de Wereldgezondheidsorganisatie voor Dieren (OIE) in 2001. Om deze rabiësvrije status tebehouden, wordt een minimale surveillance bij wilde carnivoren en huisdieren onderhouden en is het vervoer vanhonden, katten en fretten aan strikte Europese regels onderworpen. Deze regels houden in dat dieren enkel kunneningevoerd worden uit risicoregio’s na vaccinatie en een bevestiging van de immuniteit met een antistoffentest. Erworden enkele cijfers weergegeven in verband met de verdeling van negatieve en positieve resultaten van deze testbij gevaccineerde dieren. Verder wordt een nieuw geval van rabiës bij een hond in Beersel beschreven, 3,5 maandenna invoer uit Marokko. Tenslotte wordt de unieke rol van vleermuizen in de epidemiologie van rabiës besproken.
Volledige tekst: 
pp 376-385
Overzichtsartikel(en)

77 (6) 363-375

Titel: 
De behandeling en preventie van ketonemie en leververvetting bij hoogproductieve melkkoeien
Auteur(s): 
S. COOLS, P. BOSSAERT, H. VAN LOO, A. DE KRUIF, G. OPSOMER
Samenvatting: 
Het basisprincipe voor de behandeling van koeien die lijden aan ketonemie en/of leververvetting is hetreduceren van de negatieve energiebalans (NEB) en het helpen van de koe om te voldoen aan de massale mammairebehoefte aan glucose. Zorgen voor een goede voederopname van een energierijk en uitgebalanceerdvoer is dan ook een primaire vereiste. Daarnaast zijn er heel wat producten op de markt die preventief aande koeien kunnen worden verstrekt teneinde het energiemetabolisme te ondersteunen en de kans op productieziektente verminderen. Het mag echter niet de bedoeling zijn dat dergelijke producten worden ingezet omeen slecht bedrijfsmanagement te maskeren. Dierenartsen hebben de taak om zowel de bedrijfsvoering als deveestapel op regelmatige tijdstippen te screenen en indien nodig het management bij te sturen om problemenzoveel mogelijk te vermijden. Daarnaast wordt de practicus af en toe geconfronteerd met die ene ernstig ziekekoe die behandeld moet worden. In de literatuur wordt een vrij groot aantal mogelijkheden vermeld om dergelijkekoeien te behandelen, maar veel van deze therapieën blijken, vooral in het geval van leververvetting,geen bevredigende resultaten op te leveren.
Volledige tekst: 
pp 363-375
Thema