2008 - 77 (5)

Volume 77 (2008), nr. 5

77 (5) 335-341

Titel: 
Verbeterde tumoridentificatie, -prognose en -therapieopvolging met immunohistochemie
Auteur(s): 
K. CHIERS, G. VERCAUTEREN, R. DUCATELLE
Samenvatting: 
Immunohistochemie is een techniek waarbij gebruik gemaakt wordt van specifieke antistoffen om eiwittente visualiseren in histologische weefselsneden. Tijdens de tumorprogressie treden mutaties op die vaakaanleiding geven tot een abnormale expressie van eiwitten. Ze worden geassocieerd met onder andere kwaadaardigheid,een invasief/metastaserend vermogen en de overlevingstijd van de patiënt. Deze “tumormerkers”zijn dan ook onmisbaar geworden in de tumordiagnostiek. Sommige merkers bepalen ook de gevoeligheidvan de tumor voor (chemo)therapie.
Volledige tekst: 
pp 335-341
Permanente vorming

77 (5) 331-334

Titel: 
De keizersnede bij het rund in de pioniersjaren
Auteur(s): 
G. SIERENS
Samenvatting: 
Een korte historiek wordt geschetst van de introductie van de keizersnede bij het rund in onzestreken in de jaren vijftig van de vorige eeuw. De auteur put uit zijn ervaringen als ooggetuige vande eerste goede resultaten, als assistent te Gent in de beginjaren en vooral als medewerker in de verspreidingvan de techniek vanuit de universitaire kliniek naar de plattelandspraktijk.
Volledige tekst: 
pp 331-334
Uit het verleden

77 (5) 325-330

Titel: 
Toxoplasmose bij Belgische huiskatten: aanbevelingen voor de eigenaars
Auteur(s): 
S. DE CRAEYE, A. FRANCART, J. CHABAUTY, S. VAN GUCHT, I. LEROUX, E. JONGERT
Samenvatting: 
Huiskatten leven in de nabijheid van hun eigenaar en worden aanzien als een bron van toxoplasma-infectie bijde mens. Vierhonderd en tien sera afkomstig van gezonde huiskatten van 3 maanden tot 8 jaar oud, uit verschillendedelen van België, werden onderzocht. Nagenoeg 27% van de katten was positief voor toxoplasma IgG- en/of IgMantilichamen.De toxoplasmaseroprevalentie was het laagst in Vlaanderen (20,4%), gevolgd door Brussel (30,9%)en Wallonië (35,0%). De seroprevalentie nam toe met de leeftijd van de kat, gaande van 2% bij katten jonger dan 12maanden tot 47% bij katten van 7 jaar oud. Infectiepieken traden vooral op bij de leeftijd van 12 tot 23 maanden(17,6%) en bij katten van 6 jaar (14,0%).De data geven aan dat een seronegatieve kat 5,5% kans heeft om in het volgende jaar een infectie op te lopen.Het risico op een transfer van toxoplasmose van de huiskat naar de eigenaar wordt besproken.
Volledige tekst: 
pp 325-330
Voor de praktijk

77 (5) 319-324

Titel: 
Een alternatieve methode van intraveneuze vochttherapie bij rundvee: het oorinfuus in de praktijk
Auteur(s): 
I. KOLKMAN, M. VAN AERT, A. DE KRUIF
Samenvatting: 
In dit artikel wordt een beschrijving gegeven van de aanpak van en de materialen die nodig zijn voor eeninfuus via de oorvene van runderen in de praktijk. Met behulp van deze methode is het mogelijk om zowel aankalveren als aan koeien een groot volume vocht gespreid over een langere tijd toe te dienen. Naast de anatomievan het oor wordt de infusietechniek stap voor stap besproken. Volgens de ervaring van de auteurs kan dezemethode mits enige oefening vlot in de praktijk worden toegepast zonder complicaties en met beperkte kosten.
Volledige tekst: 
pp 319-324
Voor de praktijk

77 (5) 315-318

Titel: 
Cutaan niet-epitheliotroop B-cellymfoma bij een Golden retriever
Auteur(s): 
H. DE BOSSCHERE, J. DECLERCQ
Samenvatting: 
Het overgrote deel van de cutane caniene niet-epitheliotrope lymfoma’s is van T-celorigine. Niet-epitheliotropeB-cellymfoma’s zijn zeer zeldzaam. Dit is een casereport van een 10-jaar oude Golden retriever aangeboden mettraaggroeiende nodulaire gezwellen in de huid van de romp en ledematen. Histopathologisch werden kleine periadnexaledermale nodulen, samengesteld uit pleomorfe rondcellen met een ronde of niervormige kern, aangetroffen.De diagnose van een niet-epitheliotroop lymfoma werd gesteld aan de hand van de histopathologie en caseopvolgingen ondersteund door CD79a-positiviteit via immunohistochemie.
Volledige tekst: 
pp 315-318
Casuïstiek(en)

77 (5) 309-314

Titel: 
Anesthesie voor de chirurgische behandeling van een tarsometatarsaal fractuur bij een woestijnbuizerd (Parabuteo unicinctus)
Auteur(s): 
Y. HOYBERGS, T. BOSMANS, M. RISSELADA, A. VAN CAELENBERG, I. POLIS
Samenvatting: 
Een woestijnbuizerd werd aangeboden met een erg manke linkerpoot. Ter hoogte van de linkertarsometatarsuswas een wond aanwezig. Radiografisch werd een dwarse diafysaire fractuur in het proximale derde van de tarso -metatarsus vastgesteld. Na premedicatie met buprenorfine intramusculair werd de anesthesie geïnduceerd en onderhoudenmet isofluraan en zuurstof. Na gesloten reductie werd de fractuur met een externe fixatie (Type IIa)gestabiliseerd. De anesthesie duurde 70 minuten. De recovery verliep vlot en reeds 15 minuten na de stopzetting vande anesthesie was de woestijnbuizerd volledig hersteld. Postoperatief werd meloxicam (0,5 mg/kg bid) toegediendals analgeticum en marbofloxazine (15 mg/kg bid) als antibioticum.
Volledige tekst: 
pp 309-314
Casuïstiek(en)

77 (5) 299-308

Titel: 
Retractie van de diepe buigpees bij het paard: resultaten van 53 desmotomieën bij 40 veulens
Auteur(s): 
T.J.P. SPOORMAKERS, A. DE VRIES, K. VAN MUISWINKEL, F. TER BRAAKE
Samenvatting: 
Desmotomie van het ligamentum accessorium van de diepe buigpees (LADBP) is een frequent toegepastechirurgische techniek voor de correctie van een hyperflexie van het hoefgewricht (bokvoet, blokvoet) ingevolgeeen retractie van de diepe buigpees. In deze retrospectieve studie werden bij 40 veulens van 15 dagen tot 18maanden oud met een retractie van de diepe buigpees 53 desmotomieën uitgevoerd. De follow-upperiode varieerdevan 2 tot 12 jaar. In deze studie wordt aangetoond dat een desmotomie bij 85% (34/40) van de veulenseen goede correctie geeft van de stand met een fraai cosmetisch resultaat. Zowel type 1- als type 2-standafwijkingen konden worden gecorrigeerd. Ook het preoperatieve verschil in hoefvorm tussen beide voorvoeten(neiging tot klemvoet), voornamelijk aanwezig bij de oudere veulens (met een gemiddelde leeftijd van10,2 maanden), kon worden gecorrigeerd. Bij veulens met een beiderzijdse retractie van de diepe buigpees isde prognose met betrekking tot de correctie van de standafwijking en de hoefvorm minder gunstig. Veranderingenvastgesteld op radiografisch onderzoek lijken een rol te spelen bij preoperatieve kreupelheid maarhebben uiteindelijk geen effect op de prognose.Desmotomie wordt aangeraden als een conservatieve behandeling van een type 1-retractie van de diepebuigpees na enkele weken geen verbetering oplevert of als er een ernstige standafwijking (type 2) wordt vastgesteld.Ondanks het feit dat in deze studie veranderingen in hoefvorm bij oudere veulens met succes kondenworden gecorrigeerd, wordt aangeraden een desmotomie op relatief jonge leeftijd uit te voeren. Vaak is erdan immers nog geen verandering in hoefvorm opgetreden.
Volledige tekst: 
pp 299-308
Origine(e)l(e) artikel(en)

77 (5) 291-298

Titel: 
Voorspellende waarde van spermabeweeglijkheid bij de beer voor de reproductieresultaten bij zeugen
Auteur(s): 
P. VYT, D. MAES, C. QUINTEN, T. RIJSSELAERE, W. DELEY, M. AARTS, A. DE KRUIF, A. VAN SOOM
Samenvatting: 
Een betrouwbare inschatting van het bevruchtend vermogen van een beer aan de hand van het sperma zou zeerwaardevol zijn bij de selectie van beren. De doelstelling van deze studie was om de morfologie en de bewegingskarakteristiekenvan verdund berensperma te onderzoeken en hun voorspellende waarde voor de reproductieparametersvan zeugen na te gaan. Daarenboven werd het optimaal tijdstip voor de evaluatie van de beweeglijkheid vanverdund sperma met het oog op de voorspellende waarde voor fertiliteit nagegaan. Honderd ejaculaten van 38 verschillendeberen werden geëvalueerd op morfologie aan de hand van een eosine-nigrosinekleuring en op beweeglijkheidvia Computer Assisted Semen Analysis (CASA). De beweeglijkheid werd bepaald op 15, 45 en 120 minutenna incubatie bij 37 °C. De conceptie, het afbigpercentage, de worpgrootte en het aantal levend geboren biggen werdengeregistreerd bij 276 zeugen die met deze ejaculaten geïnsemineerd werden. Het voorspellend effect van despermaeigenschappen op de fertiliteitparameters werd bepaald via verschillende regressiemodellen waarbij het effectvan het bedrijf, de pariteit en het interval spenen-bronst in rekening gebracht werden.De bewegingskarakteristieken van de spermatozoa verschilden significant in de tijdspanne van 15 tot 120 minutenna het opwarmen tot 38°C. De snelheidsparameters langs het traject van de cel daalden, terwijl de parametersvoor een progressieve beweging toenamen bij een toenemende incubatie.Kleine voorspellende waarden van spermakarakteristieken werden verkregen voor het dracht- en afbigpercentagewaarbij vooral de associaties tussen parameters significant waren. Op elk tijdstip had het percentage bewegendecellen daarentegen een significant (P<0,05) en positief effect op de worpgrootte en het aantal levend geboren biggen(X2 respectievelijk 0,38-1,00 en 0,41-1,00).Aangezien het tijdstip van de evaluatie na het opwarmen de bewegingskarakteristieken significant beïnvloedt,dienen CASA-metingen van vloeibaar berensperma bewaard bij 17°C te gebeuren wanneer de cellen volledig geacclimatiseerdzijn bij 38 ±0,5°C. Op basis van deze data lijkt een incubatieduur van 45 minuten voldoende. Het percentagebewegende cellen bepaald via CASA bij verdund sperma geeft voorspellende informatie over de worpgrootte,onafhankelijk van het tijdstip van beoordeling.
Volledige tekst: 
pp 291-298
Origine(e)l(e) artikel(en)

77 (5) 282-290

Titel: 
De pathogenese en kliniek van ketonemie en leververvetting bij hoogproductieve melkkoeien
Auteur(s): 
P. BOSSAERT, S. COOLS, H. VAN LOO, J. LEROY, A. DE KRUIF, G. OPSOMER
Samenvatting: 
De intense glucoseconsumptie door de uier van melkkoeien zorgt in het begin van de lactatie voor eenenergietekort en een vetmobilisatie. Indien het energietekort gematigd is, kan deze periode probleemloos overbrugdworden. Echter, elke situatie die de energiebehoefte verhoogt, de energieopname vermindert of de gevoeligheidvan het vetweefsel voor lipolyse versterkt, zorgt voor een toename van de hoeveelheid vetzuren diede lever bereikt. Excessieve vetinfiltratie van de lever onderdrukt de activiteit van gluconeogenetische enzymenen de verwerkingscapaciteit van vetzuren. Hierdoor wordt de energiestatus verder onderdrukt en komtde koe in een neerwaartse spiraal terecht. Anderzijds wordt een deel van de aangevoerde vetzuren omgezetin ketolichamen, wat kan leiden tot ketoacidose.De symptomen van leververvetting en ketoacidose zijn zelden opvallend. Meestal worden geen of vagesymptomen gezien. Nochtans gaan ook subklinische gevallen gepaard met economische schade. De eetlust enmelkgift zijn vaak suboptimaal en het risico op infectieziekten en vruchtbaarheidsstoornissen is verhoogd.
Volledige tekst: 
pp 282-290
Thema