2008 - 77 (3)

Volume 77 (2008), nr. 3

77 (3) 187-189

Titel: 
Aandachtspunten bij het opsporen van BVDV-dragers
Auteur(s): 
J. LAUREYNS
Samenvatting: 
Het opsporen en elimineren van drager-runderen zijn een zeer belangrijke peiler van de boviene viralediarree (BVD)-controle. Er schuilen in de opsporing verschillende mogelijkheden tot fouten waardoor eenpermanente drager niet of niet tijdig geruimd wordt. Men mag niet te snel besluiten dat er geen permanentedrager meer aanwezig is op het rundveebedrijf. Er kunnen fouten in de opsporing geslopen zijn of er kan nade eradicatie opnieuw virus van buiten het bedrijf binnengebracht zijn.
Volledige tekst: 
pp 187-189
Permanente vorming

77 (3) 182-186

Titel: 
Mycoplasma suis infectie bij zuigende biggen op een Belgisch bedrijf
Auteur(s): 
E.V. DE BUSSER, B. MATEUSEN, J. VICCA, L.E. HOELZLE, F. HAESEBROUCK, D. MAES
Samenvatting: 
Mycoplasma suis (voorheen Eperythrozoon suis genaamd) is een epicellulaire bacterie die de rode bloedcellenbij varkens aantast. Infecties met deze kiem komen wereldwijd voor en worden gekenmerkt door zwakte en anemiebij zuigende en gespeende biggen en door reproductiestoornissen bij zeugen. In deze studie wordt de diagnose vanM. suis bij anemische biggen op een Belgisch varkensbedrijf besproken. Het bedrijf kampte met een toegenomenbiggensterfte in het kraamhok (16%) en een hoog percentage terugkomers (22%). Een controleprogramma waarbijantimicrobiële middelen evenals hygiënische en sanitaire maatregelen werden toegepast, deed het aantal klinischanemische biggen en het sterftepercentage in het kraamhok significant dalen, maar had geen significante invloedop de reproductiestoornissen bij de zeugen. Dit zou verklaard kunnen worden door de circulatie van het porcienereproductief en respiratoir syndroom virus (PRRSV) bij de zeugen.
Volledige tekst: 
pp 182-186
Casuïstiek(en)

77 (3) 177-181

Titel: 
Zin en onzin van het onderzoek van fecesstalen van honden met diarree op de aanwezigheid van Escherichia coli
Auteur(s): 
M. BRUGGEMAN, A. DECOSTERE, F. PASMANS, F. HAESEBROUCK, P. BUTAYE
Samenvatting: 
Bacteriologisch onderzoek van fecesstalen van honden met diarree resulteert steevast in de isolatie vanEscherichia coli. Het verband met de waargenomen klinische symptomen is tot nu toe niet duidelijk. Daaromwerd in deze studie nagegaan of de aanwezigheid van bepaalde E. coli virulentiegenen geassocieerd is metde aanwezigheid van diarree bij honden. Hiertoe werden E. coli-isolaten uit fecesstalen van 34 gezondehonden en 25 honden met diarree (leeftijd: 7,5 maanden tot 10 jaar) onderzocht op de aanwezigheid van 17virulentiegenen. Er konden geen virulentiegenen aangetoond worden in 15 van de 34 E. coli-isolaten vangezonde dieren en in 15 van de 25 E. coli-isolaten van dieren met diarree. In de overige isolaten werden genenteruggevonden die coderen voor één of meerdere van de toxinen cytotoxisch necrotiserende factor (CNF)1,CNF2, verotoxine (VT)1 en VT2 en/of voor één of meerdere van de adhesinen intimine, F5 fimbriae en F41fimbriae. Er werden evenwel geen significante verschillen aangetoond in het voorkomen van dezevirulentiegenen tussen de isolaten afkomstig van de onderzochte volwassen honden met of zonder diarree.Zo lang geen diagnostische merkers worden gevonden voor E. coli stammen die geassocieerd zijn met diarreebij honden is het dus weinig zinvol om de aanwezigheid van deze bacterie in de mest te laten bepalen.
Volledige tekst: 
pp 177-181
Origine(e)l(e) artikel(en)

77 (3) 171-176

Titel: 
Ervaringen uit het veld met ERS-type reovirusinfecties bij zieke vleeskuikens opgefokt onder West-Europese veldomstandigheden
Auteur(s): 
P. DE HERDT, G. PAUL, R. KOOPMAN, S. VAN DE ZANDE
Samenvatting: 
Tussen augustus 2001 en oktober 2006 werden in 21 Belgische vleeskuikentomen enteric reovirus strain (ERS)infecties gediagnosticeerd. ERS-isolaten werden bekomen uit de lever, hakpees, bursa, pancreas, het darmstelselen trachea, of uit pools van meerdere organen.De klinische klachten waren erg gelijkend in al de geïnfecteerde tomen en bestonden uit tweewas ofgroeivertraging, nat strooisel en/of manken in respectievelijk 71%, 38% en 29% van de gevallen. Verhoogde sterftetrad op in 52% van de tomen. In 81% van de gevallen waren de klinische symptomen reeds in meerdereopeenvolgende ronden opgetreden, vaak zelfs over een periode van meer dan een jaar. De meest consistentwaargenomen letsels waren hepatitis, myocarditis, pancreatitis, proventriculitis, enteritis en tendovaginitis van degastrocnemius hakpees. Gelijktijdige infecties met E. coli, O. rhinotracheale, FAV- of IBV-virus werdenwaargenomen in 48% van de tomen, vooral in de groepen die af te rekenen kregen met verhoogde sterfte.Er werd besloten dat ERS-type reovirussen een frequente infectie vormen bij Belgische vleeskuikens en deoorzaak zijn van een ziektebeeld dat verergerd kan worden door gelijktijdige infecties met andere agentia. Aangeziende ouderdieren van de meeste aangetaste vleeskuikentomen goed gevaccineerd werden tegenover reovirus metvaccins die klassieke reovirusstammen bevatten, kunnen de huidige waarnemingen erop duiden dat deze vaccinsonvoldoende bescherming induceren tegenover ERS-stammen.
Volledige tekst: 
pp 171-176
Origine(e)l(e) artikel(en)

77 (3) 161-170

Titel: 
Ontstekingsremmende fytotherapeutica: een waardevol alternatief voor NSAID’s bij het paard?
Auteur(s): 
S. TORFS, C. DELESALLE, K. VANSCHANDEVIJL, D. DE CLERCQ, G. VAN LOON, H. NOLLET, P. DEPREZ
Samenvatting: 
In de paardengeneeskunde is fytotherapie een antwoord op de toenemende vraag van eigenaren naar “natuurlijke”,veilige behandelmethoden. Het langdurig gebruik van NSAID’s kan ernstige bijwerkingen geven, vandaar degroeiende populariteit van ontstekingsremmende fytotherapeutica. Momenteel zijn er meerdere kruidenpreparatencommercieel beschikbaar maar het is moeilijk voor de paardeneigenaar en de dierenarts om hier een verantwoordekeuze uit te maken.Harpagophytum procumbens (duivelsklauw), Salix spp. (wilg) en Ribes nigrum (zwarte bes of cassisbes), drieplanten die veel gebruikt worden in de commerciële preparaten, werden zowel in vitro als in vivo geëvalueerd. Opbasis van gepubliceerde studies en de beoordeling van deze studies door onder andere de Cochrane Collaborationzijn er aanwijzingen dat Harpagophytum procumbens en Salix spp. bij de mens een groter analgetisch enontstekingsremmend effect hebben dan een placebo. Bij paarden is er echter slechts één beperkte klinische studiemet Harpagophytum uitgevoerd, en het effect van Salix werd nog nooit onderzocht. Om de werkzaamheid enveiligheid van deze planten bij het paard te kunnen beoordelen, dient er meer onderzoek verricht te worden. Debladeren van Ribes nigrum zouden ook een ontstekingsremmende werking hebben, maar dit is momenteel noch bijde mens, noch bij het paard klinisch aangetoond.Hoewel de veterinaire fytotherapie al even lang bestaat als de dierhouderij, is er weinig wetenschappelijk bewijsomtrent een efficiënte werking ervan. Vooraleer men de fytotherapie kan aanraden als een waardevol en veiligalternatief voor de conventionele behandelmethoden, is er duidelijk nog meer onderzoek nodig.
Volledige tekst: 
pp 161-170
Overzichtsartikel(en)

77 (3) 153-160

Titel: 
Advanced glycation end products: mogelijke verklaring voor ouderdomsziekten bij mens en dier?
Auteur(s): 
V. VANDENBERGE, K. CHIERS, R. DUCATELLE
Samenvatting: 
Veroudering gaat bij dieren en mensen vaak gepaard met stofwisselingsstoornissen en chronischeontstekingen in bepaalde organen, waarvoor men tot voor kort helemaal geen verklaring had. Voorbeeldenhiervan zijn artrose en chronische artritis en nefrose en chronische nefritis. Voor het eerst wordt eenmogelijke gedeeltelijke verklaring gesuggereerd voor de pathogenese van deze letsels, namelijk de vormingvan advanced glycation end products (AGEs). Ze zijn een complexe, heterogene groep van verbindingen dieontstaan door een niet-enzymatische reductie van suikers. Hun accumulatie in verschillende weefsels isgerelateerd met het verouderingsproces en kan versneld worden bij bepaalde pathologische condities, zoalshyperglycemie en oxidatieve stress. De binding van AGEs aan eiwitten resulteert in een wijziging van defysiologische eigenschappen van deze proteïnen. Daarnaast kunnen ze eveneens binden aan receptorenwaardoor de normale cellulaire functie beïnvloed wordt en chronische ontstekingsprocessen geïnduceerdworden.Bij huisdieren is er daaromtrent nog weinig gekend. Toch kunnen we aannemen dat de accumulatie vanAGEs ook bij huisdieren een rol speelt in diverse chronische ziekteprocessen. Er zijn reeds aanwijzingenvoor de rol van AGEs in bepaalde vormen van chronische osteoartritis bij honden. Diermodellen tonen aandat de vorming en de accumulatie van AGEs op verschillende niveaus kunnen beïnvloed worden, waardoorde effecten van AGEs verminderd worden. Zo werd bij honden reeds aangetoond dat negatieve effecten vandiabetes en veroudering op de systolische functie van het linkerhart deels konden worden tegengegaan doorhet gebruik van AGE-remmers. Verder onderzoek hieromtrent wordt uitgevoerd aan de vakgroep Pathologie,Bacteriologie en Pluimveeziekten van de Faculteit Diergeneeskunde in Merelbeke.
Volledige tekst: 
pp 153-160
Overzichtsartikel(en)

77 (3) 148-152

Titel: 
Complicaties bij een hond met discusgeassocieerd Wobblersyndroom
Auteur(s): 
S. DE DECKER, I. VAN SOENS, H. HAERS, M. TSHAMALA, T. WAELBERS, S. BHATTI, L. VAN HAM
Samenvatting: 
In deze casuïstiek worden het ontstaan van een tweede episode van klinische klachten van het discusgeassocieerdWobblersyndroom bijna 2 jaar na een ventrale decompressieve chirurgische behandeling beschreven en het optredenvan een eerder zeldzame complicatie na het myelografisch onderzoek bij dezelfde hond.
Volledige tekst: 
pp 148-152
Thema

77 (3) 139-147

Titel: 
Diagnose, behandeling en prognose van het discusgeassocieerd Wobblersyndroom bij de hond
Auteur(s): 
S. DE DECKER, S. BHATTI, I. GIELEN, L. VAN HAM
Samenvatting: 
Het discusgeassocieerd Wobblersyndroom (DAWS) is het meest voorkomende en meest typischeWobblersyndroom bij de hond. Dit Wobblersyndroom wordt vooral gezien bij de Dobermann Pinscher vanmiddelbare leeftijd. Er is een compressie van het caudaal cervicale halsruggenmerg die veroorzaakt wordt door deprotrusie van de annulus fibrosus van de tussenwervelschijf in het wervelkanaal, soms in combinatie met hypertofievan het ligamentum flavum en misvormde wervels. De symptomen variëren van nekpijn tot tetraplegie. De diagnosewordt meestal gesteld door middel van myelografie. Er bestaat veel controverse over de behandeling van dezeziekte. Er is weinig bekend over de conservatieve behandeling en er werden reeds veel verschillende chirurgischetechnieken ontwikkeld om DAWS te behandelen. Over de prognose van deze aandoening bestaan er weinigobjectieve gegevens.
Volledige tekst: 
pp 139-147
Thema

77 (3) 131-138

Titel: 
Equine sarcoïden – Deel 3: associatie met boviene papillomavirus
Auteur(s): 
L. BOGAERT, A. MARTENS, P. DEPOORTER, F. GASTHUYS
Samenvatting: 
Het genetisch materiaal van het boviene papillomavirus (BPV) kan worden aangetoond in vrijwel alle sarcoïden.Er worden 8 verschillende BPV-typen beschreven die alle goedaardige epitheliale proliferaties veroorzaken bijrunderen, maar enkel BPV-1 en -2 zijn minder strikt speciesspecifiek en kunnen bij paarden sarcoïden induceren. Deassociatie tussen BPV en sarcoïden werd aangetoond door middel van inoculatiestudies en de detectie van BPVDNAen BPV-genexpressie. Het BPV-genoom is samengesteld uit 6 vroege en 2 late genen, waarbij E5 en E6 demeest belangrijke transformerende genen zijn. Specifieke BPV-1-varianten geassocieerd met sarcoïden wordenbeschreven, wat er kan op wijzen dat het virus van paard naar paard kan overgedragen worden. Bij paarden vindt eenniet-productieve infectie plaats, waarbij er enkel een transcriptie is van vroege genen die verantwoordelijk zijn voorhet onderhoud van het genoom, de celgroeiregulatie en de celtransformatie. Er is geen vorming van nieuweinfectieuze viruspartikels zoals bij de natuurlijke gastheer.
Volledige tekst: 
pp 131-138
Thema