2008 - 77 (2)

Volume 77 (2008), nr. 2

77 (2) 113-118

Titel: 
Beoordeling en behandeling van valgus- en varusdeviaties bij het veulen
Auteur(s): 
A. MARTENS, T. LEVET, J. SAUNDERS, F. PILLE
Samenvatting: 
Geen samenvatting
Volledige tekst: 
pp 113-118
Permanente vorming

77 (2) 106-112

Titel: 
Een transpositieflap voor de reconstructie van een uitgebreid huiddefect na de verwijdering van een hemangiopericytoom rond het kniegewricht en de proximale tibia bij een hond
Auteur(s): 
J. P. DE VOS, J. BUTINAR
Samenvatting: 
Een Mechelse Herder teef van 10 jaar oud werd aangeboden voor onderzoek en behandeling van een uitgebreidrecidief van een intra- en subcutaan hemangiopericytoom. De tumor was gelokaliseerd op de voorzijdevan de knie en de proximale tibia. Op echografisch onderzoek werd een multilobulaire en duidelijk afgegrensdemassa getoond. Het gezwel werd chirurgisch verwijderd met ruime marges. Het ontstane huiddefect strekte zich300 graden rondom het kniegewricht en de proximale tibia uit. Het werd bedekt met een geometrisch complexetranspositieflap, afkomstig van het cranio-mediale deel van de huid van de linkerdij en -lies. Het genezingsprocesverliep zonder complicaties en 13 maanden na chirurgie was de tumor nog steeds in volledige remissie.Voor zover bekend bij de auteurs, is dit de eerste keer dat een dergelijke chirurgische reconstructie rond deknie bij een hond wordt beschreven.
Volledige tekst: 
pp 106-112
Casuïstiek(en)

77 (2) 101-105

Titel: 
De eerste moleculaire bevestiging van deformed wing virus infecties van honingbijen van een Belgische bijenstand onthult de aanwezigheid van black queen cell virus en Varroa destructor virus 1
Auteur(s): 
D. C. DE GRAAF, M. BRUMAIN, H. IMBERECHTS, F. J. JACOBS
Samenvatting: 
Acht ontluikende jonge bijen met vleugelmisvormingen werden onderzocht met behulp van bestaande RTPCR-testen op de aanwezigheid van virale agentia. Alle stalen testten positief voor deformed wing virus enVarroa destructor virus 1. Zes van de acht bijen testten eveneens positief voor black queen cell virus (BQCV).Dit is de eerste verslaggeving waarin op moleculaire wijze de aanwezigheid van bijenvirussen in België wordtbevestigd. Het vinden van BQCV is opmerkelijk daar de typische tekenen van deze ziekte nog niet werden beschrevenin ons land.
Volledige tekst: 
pp 101-105
Casuïstiek(en)

77 (2) 97-100

Titel: 
Opsporing en fylogenetische analyse van lokale capripokkenvirussen uit pathologische stalen afkomstig van schapen verdacht van een schapenpokkeninfectie
Auteur(s): 
Z. YAZICI, T. C. OGUZUOGLU, S. O. GUMUSOVA
Samenvatting: 
Virussen van het genus capripokken, zoals de zeer infectieuze schapenpokken (SPPV), geitenpokken (GTPV)en nodulaire dermatose (LSD), zijn opgenomen in de OIE-lijst omdat ze ernstige aandoeningen kunnen veroorzakenbij respectivelijk schapen, geiten en runderen. In deze studie wordt de identificatie beschreven van een capripokkenvirusuit letsels van de huid, long, lymfeknopen, milt en cotyledon van een gestorven schaap verdacht vaneen SPPV-infectie. In een PCR specifiek voor capripokken werd aangetoond dat alle stalen positief waren. Viaeen sequentieanalyse van de PCR-producten werd de sequentie van het geïsoleerde virus vergeleken met dezevan gekende isolaten. Daaruit bleek een nauwe verwantschap met SPPV.
Volledige tekst: 
pp 97-100
Origine(e)l(e) artikel(en)

77 (2) 92-96

Titel: 
PCR-detectie van Campylobacter species in feces van honden
Auteur(s): 
H. MOYAERT, L. CEELEN, J. DEWULF, F. HAESEBROUCK, F. PASMANS
Samenvatting: 
De aanwezigheid van Campylobacter DNA werd door middel van PCR onderzocht in de meststalen van 37honden die leden aan acute of chronische diarree en van 50 honden zonder klinische symptomen. In totaal was47% van de meststalen positief voor Campylobacter DNA. C. upsaliensis was de meest voorkomende species,gevolgd door C. coli, C. jejuni en C. mucosalis. C. helveticus, C. lari, C. hyointestinalis, C. sputorum, C. fetusen C. lanienae DNA werd in geen enkel staal teruggevonden. Er werd geen significant verschil gevonden tussende gezonde honden en de honden met diarree. De honden jonger dan 12 maanden waren significant vaker geïnfecteerdmet Campylobacter species dan de oudere honden. Hoewel pathogeniciteit niet uitgesloten kan worden,is het aantonen van deze kiemen in meststalen niet diagnostisch voor Campylobacter-geassocieerde ziekten bijhonden. Doordat ze frequent aanwezig zijn in hondenfeces kunnen ze echter een gevaar inhouden voor de volksgezondheid.
Volledige tekst: 
pp 92-96
Origine(e)l(e) artikel(en)

77 (2) 90-91

Titel: 
Botulisme bij runderen: een toenemend probleem
Auteur(s): 
P. DEPREZ, M. GODERIS
Samenvatting: 
Geen samenvatting
Volledige tekst: 
pp 90-91
Aanvullend

77 (2) 81-89

Titel: 
(Verdenking van) botulisme bij melkvee: voedselveiligheidsaspecten en maatregelen
Auteur(s): 
X. VAN HUFFEL, S. CARDOEN, L. VAN HOLME, H. IMBERECHTS, K. DIERICK, J. DEBEVERE, G. DAUBE, L. HERMAN, P. DEPREZ, F. HAESEBROUCK
Samenvatting: 
Naar aanleiding van enkele uitbraken van botulisme bij melkvee in België gedurende de laatste jarenworden in dit artikel de voedselveiligheidsaspecten die daaraan verbonden zijn nader besproken evenalsde maatregelen die kunnen genomen worden op het melkveebedrijf en in de voedselketen ter vrijwaringvan de blootstelling van de consument aan eventuele gezondheidsrisico’s. Uit een kwalitatieve risicoevaluatieisgebleken dat het risico op overdracht van botulismetoxinen via verwerkte melk naar de consumentzeer laag is. De fecale contaminatie van de uier en melk door Clostridium botulinum sporen kan ingeval van type B daarentegen een risico op de ontwikkeling van botulisme bij gevoelige mensen vormen.Bovendien kunnen in rauwe en laag verhitte melk- en zuivelproducten toxinen worden geproduceerd nade ontkieming van deze sporen.
Volledige tekst: 
pp 81-89
Overzichtsartikel(en)

77 (2) 75-80

Titel: 
Honing in de wondzorg: mythe of wetenschap? Deel 2: klinische gevallen bij de hond
Auteur(s): 
H. DE ROOSTER, J. DECLERCQ
Samenvatting: 
Aan het gebruik van honing worden verschillende eigenschappen toegeschreven met een positief effectop de wondheling. In deze casuïstiek worden aan de hand van enkele klinische gevallen de resultaten vanhet gebruik van honingverbanden bij honden met huidwonden toegelicht. Er blijkt duidelijk dat de wondhelingsnel verloopt, dat hardnekkige bacteriële besmettingen met succes worden ingetoomd, dat wondenmet veel necrose minder chirurgische interventies vereisen en dat honingverbanden en -verbandwisselserg goed door de patiënt verdragen worden.
Volledige tekst: 
pp 75-80
Thema

77 (2) 68-74

Titel: 
Honing in de wondzorg: mythe of wetenschap? Deel 1: literatuuroverzicht
Auteur(s): 
H. DE ROOSTER, J. DECLERCQ, M. VAN DEN BOGAERT
Samenvatting: 
Honing wordt al eeuwenlang gebruikt in de wondzorg en dit in verschillende culturen over heel dewereld. De moderne westerse geneeskunde heeft het nut ervan echter vaak niet onderkend en ook nu nogwordt het gebruik van honing door vele clinici als een “alternatieve geneeswijze” beschouwd.Zeker nu antibioticaresistentie en chemofobie meer en meer de kop opsteken, is het nuttig om het gebruikvan honing in de wondzorg opnieuw in de kijker te plaatsen. Het werkingsmechanisme en de effectiviteitvan meerdere honingsoorten werden via labotesten onderzocht. Klinisch blijkt honing uitermate geschiktvoor de behandeling van grote geïnfecteerde wonden. Naast een uitgesproken antimicrobieel effect wordtdoor honing de wondheling gestimuleerd en is het litteken minder opvallend. In tegenstelling tot veel conventionelegeneesmiddelen zijn er daarenboven geen noemenswaardige neveneffecten of tegenindicaties.
Volledige tekst: 
pp 68-74
Thema

77 (2) 62-67

Titel: 
Equine sarcoïden – Deel 2: huidige behandelingsmogelijkheden
Auteur(s): 
L. BOGAERT, A. MARTENS, P. DEPOORTER, F. GASTHUYS
Samenvatting: 
De behandeling van sarcoïden is vaak een uitdaging door het variabel klinisch gedrag en het frequent optredenvan lokale recidieven. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van zowel de chirurgische als niet-chirurgischebehandeling van equine sarcoïden. Algemeen wordt aangenomen dat de prognose slechter wordt indien een eerderebehandeling vruchteloos bleek. Daarom is het van belang om bij de behandeling onmiddellijk de best mogelijkeoptie aan te wenden. Verschillende chirurgische benaderingen worden beschreven, waaronder de conventioneleexcisie, cryochirurgie en CO2-laserbehandeling. Het slagingspercentage is hoog indien een “non-touch”benadering, de wegname van brede randen normale huid en een algemene anesthesie worden toegepast. Lokalechemotherapie is een waardevolle aanvulling bij de behandeling van sarcoïden en kan gecombineerd worden metchirurgie. Bestraling is een andere succesvolle behandeling, maar strenge veiligheidsmaatregelen belemmereneenroutinematige toepassing ervan. Lokale immunotherapieën, zoals de vaccinatie met Bacillus Calmette-Guérinenimiquimod crème, worden regelmatig toegepast en resulteren in behoorlijk goede tumorregressie.
Volledige tekst: 
pp 62-67
Thema