2009 - 78 (6)

Volume 78 (2009), nr. 6

78 (6) 450-456

Volledige tekst: 
pp 450-456
Vraag en antwoord

78 (6) 443-449

Titel: 
Laparoscopie in de gezelschapsdierenpraktijk Deel 2: bioptname en chirurgische ingrepen
Auteur(s): 
B. VAN GOETHEM, M. BOSCH, L. STEGEN
Samenvatting: 
Geen samenvatting
Volledige tekst: 
pp 443-449
Permanente vorming

78 (6) 440-442

Titel: 
Epididymaal carcinoma bij een hond
Auteur(s): 
H. DE BOSSCHERE, N. DESPLENTER, K. DE NAEGEL
Samenvatting: 
Tumoren van de epididymis zijn zeer zeldzaam bij huisdieren. De meeste tumoren van de epididymis zijn invasiefgroeiende testiculaire tumoren. Deze casuïstiek is een beschrijving van een epididymaal papillair carcinoma bij eenhond.
Volledige tekst: 
pp 440-442
Casuïstiek(en)

78 (6) 436-439

Titel: 
Hemangiosarcoma van het derde ooglid van een paard
Auteur(s): 
B. WEGGE, M. VANDECASTEELE, F. GASTHUYS, K. CHIERS, R. DUCATELLE
Samenvatting: 
Een 12-jarig Belgisch warmbloedpaard werd doorgestuurd naar de paardenkliniek van de FaculteitDiergeneeskunde (Universiteit Gent) voor een massa aan de membrana nictitans van het rechteroog. De merrie hadsinds enkele maanden een terugkerende roodkleurige vochtafscheiding uit dit oog. Na een volledig oftalmologischonderzoek werd een groot deel van het derde ooglid chirurgisch verwijderd en onderworpen aan een histopathologischonderzoek. Hierbij werd een proliferatie van met bloed gevulde vasculaire ruimten gevonden. De ruimten warenafgelijnd met afgeplatte cellen die immunohistochemisch geïdentificeerd werden als endotheelcellen. De diagnosevan caverneus, laaggradig hemangiosarcoma werd gesteld. Zes maanden na de ingreep werden geen complicatiesopgemerkt.
Volledige tekst: 
pp 436-439
Casuïstiek(en)

78 (6) 429-435

Titel: 
Serologische vensters voor virussen die reproductiestoornissen kunnen veroorzaken bij recentelijk geïntroduceerde gelten en bij multipare zeugen in Belgische zeugenbedrijven
Auteur(s): 
D. J. LEFEBVRE, K. VAN REETH, F. VANGROENWEGHE, D. MAES, E. VAN DRIESSCHE, M. LAITAT, H.J. NAUWYNCK
Samenvatting: 
In 25 conventionele Belgische zeugenbedrijven werden bij gelten en zeugen antistoftiters bepaald tegen virussendie geassocieerd worden met reproductiestoornissen, meer bepaald het porcien reproductief en respiratoir syndroomvirus (PRRSV), porcien circovirus type 2 (PCV2), porcien parvovirus (PPV), porciene enterovirussen (PEV) en devarkens influenzavirussen (SIV). Alle dieren waren sero - positief voor PCV2 en >95% was seropositief voor de 4embryopathogene PEV-serotypen. Het lijkt bijgevolg onnodig om specifieke preventieve maatregelen te nemen tegendeze virussen. In 1 bedrijf riskeerden niet-gevaccineerde gelten reproductie stoornissen door PPV te ontwikkelen.Vaccinatie tegen PPV zou dit risico uitsluiten. In 10 bedrijven werden gelten die seronegatief waren voor 1 ofmeerdere SIV-subtypen, geïntroduceerd in een zeugenpopulatie die voordien geïnfecteerd was met deovereenkomstige subtypen. De vaccinatie van gelten tegen SIV zou repro ductiestoornissen bij gelten en ademhalings -stoornissen bij hun nakomelingen vermijden. In 1 bedrijf werden aangekochte gelten die mogelijk PRRSVverspreid den, geïntroduceerd in een PRRSV-negatieve zeugen populatie. Een serologische screening vóór de aankoopof vaccinatie zou deze gevaarlijke situatie kunnen oplossen.
Volledige tekst: 
pp 429-435
Origine(e)l(e) artikel(en)

78 (6) 419-428

Titel: 
Prevalentie van radiografische bevindingen bij kandidaat-dekhengsten (2001-2008)
Auteur(s): 
D. VERWILGHEN, D. SERTEYN, F. PILLE, G. BOLEN, J. SAUNDERS, S. GRULKE, V. BUSONI
Samenvatting: 
De radiologische screening van paarden voor de aankoop of de keuring van hengsten is een algemeen onderdeelgeworden van de evaluatie van de osteoarticulaire toestand van het dier. Orthopedische ontwikkelingsaandoeningen(DOD) zijn een belangrijke oorzaak van kreupelheid op latere leeftijd. Een vroegtijdige detectie ervan is dusbelangrijk. Door de genetische achtergrond van deze aandoeningen moeten specifieke fokstrategieën opgesteldworden. De kennis van de algemene prevalentie van de aandoeningen kan de fokker en de dierenarts helpen bij hetreduceren van de prevalentie van de aandoeningen. In dit artikel worden de resultaten besproken van eenradiologische screening van 676 hengsten die aangeboden werden voor een keuring bij de Koninklijke Verenigingvan het Belgische Sportpaard (Studbook sBs) tussen 2001 en 2008. De prevalentie van DOD in deze populatiebedroeg 38,9%. Bij deze paarden werd een hoog percentage radiografisch merkbare synoviale opzetting van hethoefgewricht opgemerkt. Bovendien werd bij 7 paarden een fragmentatie van het proximale tuberculum van de talusvastgesteld. Er wordt een overzicht van de radiografische afwijkingen gegeven.
Volledige tekst: 
pp 419-428
Origine(e)l(e) artikel(en)

78 (6) 408-418

Titel: 
Lamellaire corneatransplantatie bij brachycefale en dolichocefale honden: een klinische studie van 20 gevallen
Auteur(s): 
E. CAPIAU, S. VREDEVELD, I. POLIS
Samenvatting: 
Een descemetocoele en een acuut perforerend corneatrauma komen vaak voor bij de hond. Een lamellairekeratoplastie met aansluitend een derde ooglidplastie werd uitgevoerd bij 20 honden met een ernstigegeïnfecteerde ulceratie van de cornea (21 ogen). Zestien honden behoorden tot het brachycefale ras of haddeneen fysiologische exophthalmus. De 4 resterende dieren waren dolichocefaal. Bij 19 honden was het defectcentraal gelokaliseerd, 1 hond had een latero-dorsaal letsel. Alle transplantaten vertoonden na het verwijderenvan de plastie diffuus oedeem met een diffuse neovascularisatie van de cornea. Het transplantaat werd tevensgranulomateus waarbij later een progressieve opklaring optrad. Een lokale wonddoorbraak vond plaats bij1 hond terwijl corneapigmentatie optrad bij alle honden, maar meer uitgesproken bij brachycefale. Bij 1 hondwerd een enucleatio uitgevoerd omwille van glaucoom. Bij 17 honden was er een volledig herstel van hetzichtvermogen doch bij 2 honden werd sterk verminderd zicht omwille van de pigmentafzetting vastgesteld.Lamellaire keratoplastie blijkt een goede techniek voor de behandeling van ernstige cornea-aandoeningen.
Volledige tekst: 
pp 408-418
Origine(e)l(e) artikel(en)

78 (6) 401-407

Titel: 
Perifere zenuwschedetumoren bij kleine huisdieren: een literatuuroverzicht en classificatie
Auteur(s): 
I. CORNELIS, L. VAN HAM
Samenvatting: 
Perifere zenuwschedetumoren (PZST) kunnen ontstaan uit de Schwanncellen, perineuriumcellen ofperineuriale fibroblasten van een perifere zenuw. De kwaadaardige tumorvormen worden samengevoegdonder de term kwaadaardige perifere zenuwschedetumoren. De 3 goedaardige vormen, met nameschwannoma, perineurioma en neurofibroma, worden afzonderlijk genoemd. Bij de hond maken periferezenuwtumoren 27% uit van alle tumoren van het zenuwstelsel; bij de kat is dit slechts 1,6%. Honden van 2tot 3 jaar en van 7 tot 9 jaar lopen een verhoogd risico. Voor geen enkele tumor van het perifeer zenuwstelselbestaat er ras- of geslachtspredispositie. Zwakte, pijn en/of de aanwezigheid van een palpeerbare massa zijnde meest voorkomende symptomen. Magnetische resonantie is de gouden standaard voor het stellen van dediagnose en als behandeling wordt vooral chirurgische excisie toegepast. De prognose na excisie is goed totuitstekend voor de goedaardige vormen. Voor de kwaadaardige vormen is de prognose ongunstig totgereserveerd omdat het percentage recidieven na chirurgie hoog is. De tumoren metastaseren slechts zelden,maar longmetastasen werden reeds beschreven bij de hond.
Volledige tekst: 
pp 401-407
Overzichtsartikel(en)

78 (6) 388-400

Titel: 
Megaoesofagus bij de hond en de kat
Auteur(s): 
A. VAN HAM, A. VANHAESEBROUCK, I. POLIS, L. VAN HAM
Samenvatting: 
Megaoesofagus wordt gekarakteriseerd door een gedilateerde slokdarm met een verminderde peristaltiek.Het is de meest voorkomende oorzaak van regurgitatie bij de hond. De ziekte komt zelden voor bij de kat. Deaandoening kan congenitaal zijn of verworven worden. Bij de aangeboren vorm komen de symptomen meestalpas tot uiting rond de speenleeftijd. Een erfelijke basis werd aangetoond bij bepaalde rassen. De verworvenvorm ontstaat meestal op volwassen leeftijd, met een erg ruime leeftijdsmarge. Regurgitatie enademhalingsproblemen zijn de meest voorkomende symptomen. De diagnose wordt gesteld door middel vanradiografie of fluoroscopie. Bijkomende onderzoeken zijn doorgaans aangewezen om een onderliggendeoorzaak op te sporen. In ongeveer de helft van de gevallen wordt geen onderliggende oorzaak gevonden enwordt de megaoesofagus beschouwd als zijnde idiopathisch. Patiënten met megaoesofagus worden meestalconservatief en symptomatisch behandeld. De onderliggende ziekte, slechte voeding en verslikkingspneumonievereisen een directe en grondige aanpak. De prognose is vaak gereserveerd bij de hond. Bij congenitalemegaoesofagus beschrijft men iets gunstigere vooruitzichten. Katten lijken beter te reageren op de ingesteldebehandeling.
Volledige tekst: 
pp 388-400
Overzichtsartikel(en)

78 (6) 383-387

Titel: 
Vanwaar de naam Malassezia ?
Auteur(s): 
E.J. TJALSMA
Samenvatting: 
De intrigerende naam Malassezia refereert aan een van de vele onderzoekers van pathogene huidgisten uithet verleden, Louis Charles Malassez. De ontdekking van de huidgisten bij mens en dier wordt in een medischhistorischecontext geplaatst en de grote lijnen van de wijzigingen in de nomenclatuur worden uiteengezet. Indeze beschrijving is een belangrijke rol weggelegd voor de Belgische dierenarts en auteur R. Dufait, destijdspracticus te Antwerpen, die het klinisch beeld van gistotitis en gistdermatitis bij de hond in een vroeg stadiumuitvoerig heeft beschreven.
Volledige tekst: 
pp 383-387
Uit het verleden