2010 - 79 (5)

Volume 79 (2010), nr. 5

79 (5) 405-408

Volledige tekst: 
pp 405-408
Vraag en antwoord

79 (5) 400-404

Titel: 
Encephalitozoon of geen Encephalitozoon: dat is de vraag
Auteur(s): 
K. HERMANS
Samenvatting: 
 Encephalitozoon cuniculi is een protozoaire parasiet die bij konijnen aan de basis kan liggen vanzenuwsymptomen, nierproblemen en oogproblemen. De grootste moeilijkheid is het stellen van eenbetrouwbare diagnose van deze parasiet bij het levende dier. De meest gebruikte en eenvoudigstediagnosemethode is serologie. Helaas is een positief serologisch onderzoek onvoldoende om de diagnose metzekerheid te stellen, omdat veel konijnen serologisch positief zijn zonder symptomen te vertonen. Een negatiefserologisch onderzoek is in de meeste gevallen wel betrouwbaar. In de praktijk wordt meestal op basis van desymptomen en van een positief serologisch onderzoek toch gestart met de behandeling. Deze bestaat uitfenbendazole aan een dosis van 20 mg/kg p.o. gedurende 4 weken. De prognose is matig. Een aantal konijnenherstelt volledig doch bij veel konijnen zijn de symptomen irreversibel.
Volledige tekst: 
pp 400-404
Permanente vorming

79 (5) pp 395-399

Titel: 
Anesthesie en analgesie voor laminectomie als behandeling van cauda equina compressie bij een stinkdier (Mephitis mephitis)
Auteur(s): 
M. GOZALO MARCILLA, T. BOSMANS, T. HELLEBUYCK, S. DE DECKER, A. VAN CAELENBERG, S. SCHAUVLIEGE
Samenvatting: 
Een 6 jaar oud mannelijk stinkdier (Mephitis mephitis) van 5,9 kg werd onder anesthesie gebracht voordiagnostische beeldvorming en een tweede maal voor een laminectomie ter hoogte van L6/S1, ter behandeling vanlumbosacrale stenose. De anesthesie werd telkens geïnduceerd met 5% isofluraan in zuurstof, via een masker. Naendotracheale intubatie werd de anesthesie onderhouden met isofluraan in zuurstof. Wanneer nodig was, werd hetdier kunstmatig beademd. Voorafgaand aan de chirurgische interventie werd carprofen toegediend als analgeticum.Tijdens de anesthesie werd een fentanylinfuus gegeven en postoperatief werd buprenorphine toegediend. Het infuusmet fentanyl zorgde voor bijkomende analgesie, om de benodigde hoeveelheid isofluraan te verminderen. Hypoxemietrad op op het einde van de ingreep, maar werd succesvol behandeld met een vital capacity manoeuvre. Drie wekenna de operatie was het dier terug in staat de achterpoten te bewegen.
Volledige tekst: 
pp 395-399
Casuïstiek(en)

79 (5) pp 389-394

Titel: 
Patroonalopecia ten gevolge van cysteuze ovaria bij een bouvier
Auteur(s): 
S.VANDENABEELE, B. VAN GOETHEM, H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
Een 9 jaar oude, gesteriliseerde, vrouwelijke bouvier werd aangeboden met een persisterende vaginaleuitvloeiing en een traag progressieve, bilateraal symmetrische alopecia ter hoogte van de hals, schouders enflanken, ventraal op de buik en ter hoogte van het perineum. Tijdens het klinisch onderzoek werdpatroonalopecia met maculaire melanosis op het ventrale abdomen en in de perineumstreek vastgesteld. Erwaren ook veranderde uitwendige geslachtskenmerken aanwezig, zoals een gezwollen vulva en gynaecomastie.Op de abdominale echografie werd de aanwezigheid van twee ovaria (de rechter met verschillende grotecysten) en een opgezette cervixstomp vastgesteld. Tijdens een exploratieve celiotomie werden de ovaria en destomppyometra verwijderd. Het histopathologisch onderzoek bevestigde de aanwezigheid van folliculairecysten in beide ovaria. De definitieve diagnose was hyperoestrogenisme ten gevolge van folliculaire ovariëlecysten. Deze casus toont aan dat zelfs bij een initieel misleidende anamnese (‘gesteriliseerde teef’) toch eenjuiste hormonale oorzaak kan worden gevonden op basis van een correcte interpretatie van de huidletsels.
Volledige tekst: 
pp 389-394
Casuïstiek(en)

79 (5) pp 381-388

Titel: 
Is er een verband tussen het verloop van de aanvangsfase van de lactatiecurve en het optreden van de eerste oestrus post partum bij hoogproductieve melkkoeien?
Auteur(s): 
C. VERVERS, M. HOSTENS, T. CALUWAERTS, A. DE KRUIF, G. OPSOMER
Samenvatting: 
In dit artikel wordt een onderzoek beschreven naar het verband tussen het verloop van de lactatiecurveen het optreden van de eerste bronst post partum bij hoogproductieve melkkoeien. In totaal werden 689 koeienbehorend tot 2 bedrijven in het onderzoek opgenomen. Op beide bedrijven werd dagelijks de melkproductievan de koeien gemeten. Hierdoor kon nagegaan worden in welke week post partum de pieklactatie plaatsvond.Vervolgens werd de richtingscoëfficiënt tussen de productie in de eerste lactatieweek en de productie in depiekweek bepaald, hetgeen een goede weergave is van de snelheid waarmee de melkproductie op gang komt.De bedrijven die in het onderzoek werden opgenomen, beschikten eveneens over een activiteitsmeter waarmeeop een gestandaardiseerde en redelijk betrouwbare manier de bronst kon worden gedetecteerd. De eersteoestrus post partum bleek gemiddeld na 52 dagen op te treden. Factoren die significant waren geassocieerd methet interval partus - eerste oestrus, waren de pariteit en de hoogte van de productiepiek. Bij oudere koeien enbij koeien met een hogere piekproductie werd de eerste tochtigheid na het afkalven significant latergeregistreerd. De snelheid waarmee de lactatie op gang komt (uitgedrukt als de richtingscoëfficiënt van hetstijgende deel van de lactatiecurve) en het seizoen van het afkalven waren niet significant geassocieerd met hetinterval partus - eerste oestrus.
Volledige tekst: 
pp 381-388
Origine(e)l(e) artikel(en)

79 (5) 367-380

Titel: 
Kwantitatieve microbiologische risico-evaluatie: methoden en kwaliteitsgarantie
Auteur(s): 
I. BOONE, Y. VAN DER STEDE, M. AERTS, K. MINTIENS, G. DAUBE
Samenvatting: 
Kwantitatieve microbiologische risico-evaluatie (QMRA) wordt gebruikt als een beleidsondersteunde methodemet het oog op de reductie van voedselveiligheidsrisico’s. De geloofwaardigheid van de conclusies gebaseerd op eenrisico-evaluatie zijn onlosmakelijk verbonden met de kwaliteit en kwantiteit van de data, de modelstructuur en degemaakte assumpties. Kwaliteitsgarantie wordt gedefinieerd als de structuur die ervoor zorgt dat alle stappen in hetrisico-evaluatieproces wetenschappelijk onderbouwd zijn zodat de beleidsvragen beantwoord kunnen worden. Terwijlgevoeligheids- en scenarioanalyses algemeen toegepast worden in QMRA, worden formele methoden voor deevaluatie van datakwaliteit, de kritische beoordeling van aannamen, gestructureerde expertbevraging, checklists enpeer review slechts zelden gebruikt, alhoewel deze de transparantie van het risicoanalyseproces ten goede zoudenkomen. De mate van het toepassen van deze kwaliteitsgarantiemethoden dient afgestemd te worden op het belangvan de beleidsvragen en in onderling overleg tussen analisten en beleidsverantwoordelijken besproken te worden.
Volledige tekst: 
pp 367-380
Overzichtsartikel(en)

79 (5) pp 359-366

Titel: 
Het oriëntatievermogen van de reisduif
Auteur(s): 
L. CLAEREBOUT, L.A. BEERNAERT, A. MARTEL
Samenvatting: 
Reisduiven beschikken over een goed ontwikkelde oriënteringszin waarbij ze gebruik maken van de standvan de zon, het aardmagnetisch veld en het aanleggen van navigatiekaarten. Tijdens de eerste levenswekenleren duiven de stand van de zon correleren met een bepaald tijdstip van de dag. Tot wanneer het zonnekompasop punt is gesteld en wanneer de zon niet of te weinig schijnt, wordt het magnetisch veld als kompasgebruikt. Magnetische kristallen in de kop van de duif, cryptochromen in de retina en fotoreceptoren in hetpineaal orgaan worden beschouwd als de magnetische sensoren. Verder is de duif in staat de omgeving opbasis van variaties in de magnetische intensiteit, visuele herkenningspunten en geuren in kaartvorm op teslaan (= navigatiekaarten). Een duidelijke afbakening tussen deze 3 systemen is er niet. Ze worden afzonderlijk,in combinatie en ter ondersteuning van elkaar gebruikt.
Volledige tekst: 
pp 359-366
Overzichtsartikel(en)

79 (5) pp 345-358

Titel: 
Tandproblemen bij chinchilla’s
Auteur(s): 
V. DERBAUDRENGHIEN, A. VAN CAELENBERG, K. HERMANS, INGRID GIELEN, A. MARTEL
Samenvatting: 
Tandproblemen komen vaak voor bij chinchilla’s. Naast malocclusie worden ook odontoma’s, cariës, tandresorptie,periodontale en endodontale ziekten beschreven. In dit overzicht wordt eerst de normale tandanatomie beschreven.Daarna komen de meest voorkomende pathologieën, de klinische symptomen, diagnose en de behandelingaan bod.
Volledige tekst: 
pp 345-358
Overzichtsartikel(en)

79 (5) pp 337-344

Titel: 
Elektrocardiografie bij paarden – deel 2: interpretatie van het EKG
Auteur(s): 
T. VERHEYEN, A. DECLOEDT, D. DE CLERCQ, P. DEPREZ, S. U. SYS, G. VAN LOON
Samenvatting: 
De paardendierenarts wordt geconfronteerd met een waaier van dysritmieën, waarvan sommige fysiologisch zijn.Een elektrocardiogram (EKG) tijdens inspanning kan helpen om een onderscheid te maken tussen fysiologische enpathologische dysritmieën, wat het belang van opnamen tijdens inspanning onderstreept.De evaluatie van een EKG moet volgens een strikte werkwijze verlopen om fouten te vermijden. Een vuistregelis dat elke P-golf moet worden gevolgd door een QRS-complex, en elk QRS-complex moet voorafgegaan wordendoor een P-golf.De classificatie van dysritmieën volgens hun oorsprong helpt de veranderingen die deze veroorzaken op hetEKG te verklaren. Op deze manier kunnen dysritmieën met een oorspong in de sinusknoop, het atriale myocard, deatrio ventriculaire knoop of het ventriculaire myocard worden onderscheiden.Artefacten kunnen leiden tot misinterpretaties. Aan de basis van het vermijden van misinterpretaties ligt een EKGopnamevan goede kwaliteit, maar tijdens inspanning kunnen artefacten bijna niet vermeden worden. Veranderingenin P- en T-golven die optreden tijdens inspanning, leiden vaak ook tot verkeerde interpretaties maar hebben geen enkeleklinische betekenis.
Volledige tekst: 
pp 337-344
Thema

79 (5) pp 331-336

Titel: 
Elektrocardiografie bij paarden – deel 1: een goede opname maken
Auteur(s): 
T. VERHEYEN, A. DECLOEDT, D. DE CLERCQ, P. DEPREZ, S. U. SYS, G. VAN LOON
Samenvatting: 
Bij auscultatie kunnen bepaalde dysritmieën vermoed worden, maar enkel een elektrocardiogram (EKG) laateen exacte diagnose toe. Vroeger kon elektrocardiografie enkel door gespecialiseerde centra uitgevoerd worden,maar sinds kort zijn betaalbare en compacte EKG-systemen beschikbaar voor de praktijkdierenarts. Om het stellenvan een correcte diagnose mogelijk te maken, is kennis van het maken van een kwalitatief goede EKG-opname onontbeerlijk.EKG’s kunnen ambulant en gedurende langere perioden tijdens rust of tijdens inspanning opgenomenworden. De basisuitrusting bestaat uit elektroden, een opnametoestel en een manier om het opgenomen tracé te tonen.Zelfklevende elektroden hebben de voorkeur en worden parallel met de gemiddelde elektrische as van het hart geplaatst.Compacte opnametoestellen hebben als voordeel dat ze opnamen tijdens inspanning toelaten.De verspreiding van de elektrische impuls doorheen het hart resulteert bij EKG achtereenvolgens in een P-golf,een QRS-complex en een T-golf. Ta-golven kunnen niet altijd duidelijk waargenomen worden bij het paard.De positie van de elektroden kan verschillen voor ambulante opnamen, opnamen tijdens rust of tijdens inspanning.Zolang de richting van de gemiddelde elektrische as echter gerespecteerd wordt bij het plaatsen van de elektroden,is de exacte positie van deze laatste niet van cruciaal belang.
Volledige tekst: 
pp 331-336
Thema