2010 - 79 (4)

Volume 79 (2010), nr. 4

79 (4) 317-320

Volledige tekst: 
pp 317-320
Vraag en antwoord

79 (4) 307-316

Titel: 
De keuring van het paard: risicoanalyse van afwijkingen die courant bij radiografie worden aangetroffen
Auteur(s): 
F. PILLE, A. MARTENS, K. DENEUT, M. DUMOULIN, M. OOSTERLINCK, E. RAES, J. SAUNDERS
Samenvatting: 
Geen samenvatting
Volledige tekst: 
pp 307-316
Permanente vorming

79 (4) 302-306

Titel: 
Bioveiligheid op varkensbedrijven: ontwikkeling van een online scoresysteem en de resultaten van de eerste 99 deelnemende bedrijven
Auteur(s): 
M. LAANEN, J. BEEK, S. RIBBENS, F. VANGROENWEGHE, D. MAES, J. DEWULF
Samenvatting: 
Onder bioveiligheid verstaat men het geheel van maatregelen om het risico op de insleep en verspreidingvan pathogenen te minimaliseren en zodoende de dieren ‘gezond’ te houden. Om de bioveiligheid op eenvarkensbedrijf te kwantificeren is een scoresysteem ontwikkeld. Dit systeem kwantificeert de verschillendeaspecten van de externe en de interne bioveiligheid in functie van hun belang in de ziektetransmissie. Hierdooris het mogelijk bedrijven op te volgen in de tijd en het kan de varkenshouder motiveren om aan bioveiligheidte werken. Het scoresysteem is geïmplementeerd via een website die gratis online kan worden ingevuld. Vandecember 2008 tot augustus 2009 hebben 99 bedrijven de vragenlijst vrijwillig ingevuld. De gemiddelde scorevoor externe bioveiligheid is 65/100 en die voor interne bioveiligheid 50/100. Er zijn opvallend grote verschillentussen de scores van verscheidene bedrijven in de verschillende categorieën. Verder is op 92% van de bedrijvende score voor externe bioveiligheid hoger dan die voor interne bioveiligheid. Dit alles geeft aan dat er op veelbedrijven nog veel ruimte voor verbetering is en dat er bijzondere aandacht nodig is voor interne bioveiligheid.
Volledige tekst: 
pp 302-306
Voor de praktijk

79 (4) 297-301

Titel: 
Eerste rapport van multinodulaire pulmonaire fibrose geassocieerd met equine herpesvirus 5 in België
Auteur(s): 
K. VERRYKEN, V. SAEY, S. MAES, K. BORCHERS, G. VAN DE WALLE, R. DUCATELLE, P. DEPREZ
Samenvatting: 
Een twintig jaar oude merrie werd aangeboden met anorexie, gewichtsverlies, koorts en sufheid. Tijdens hetklinisch onderzoek werden een slechte lichaamsconditie, een verhoogde ademhalingsfrequentie en versterkteademhalingsgeluiden aangetoond. Op het echografisch onderzoek waren meerdere verdichtingen in de long zichtbaar,hetgeen bevestigd werd door de radiografische bevindingen. Het paard werd behandeld met antibiotica en steroïdenen kreeg een ondersteunende therapie, maar door het gebrek aan verbetering werd uiteindelijk beslist om het dier teeuthanaseren. Op de lijkschouwing werden meerdere coalescerende nodulen in de longen aangetroffen. Histologievan de nodulen wees op een diffuse interstitiële fibrose met macrofagen die een sterk eosinofiel cytoplasma hadden,met de aanwezigheid van ovale eosinofiele tot amfofiele intranucleaire inclusies. Equine Herpesvirus (EHV) type 5werd met PCR aangetoond in het weefsel van het paard. De diagnose van equine multinodulaire pulmonaire fibrose(EMPF) werd gesteld.Dit is het eerste rapport van EMPF in België. EMPF kan gediagnosticeerd worden aan de hand van deechografische, radiografische en lijkschouwingsbevindingen. EHV5 lijkt gecorreleerd te zijn met EMPF, maar verderonderzoek is nodig.
Volledige tekst: 
pp 297-301
Casuïstiek(en)

79 (4) 292-296

Titel: 
Oestrogeengeïnduceerde pancytopenie door een sertoliceltumor bij een cryptorche beauceron
Auteur(s): 
H. DE BOSSCHERE, C. DEPREST
Samenvatting: 
Dit is een beschrijving van de voorgeschiedenis, radiografie, echografie, hematologie, beenmergpunctie enhistologie van een oestrogeengeïnduceerde pancytopenie ten gevolge van een tumorale ontaarding van cryptorchetestikels. Deze anemie verbeterde geleidelijk na castratie, verscheidene bloedtransfusies en nandrolondecanoaat.
Volledige tekst: 
pp 292-296
Casuïstiek(en)

79 (4) 284-291

Titel: 
Anesthesie voor cystotomie bij een hond met pancreatitis en een portosystemische shunt
Auteur(s): 
S. SCHAUVLIEGE, C. SEYMOUR, J.C. BREARLEY, F. GASTHUYS
Samenvatting: 
Een 21 maanden oude cocker spaniel met een portosystemische shunt, een matige trombocytopenie en eengeschiedenis van pancreatitis onderging onder algemene anesthesie een cystotomie om blaaspoliepen en -stenen teverwijderen. De portosystemische shunt werd reeds een maand medicamenteus behandeld met lactulose, ampicillineen een aangepast dieet. Na premedicatie met methadon (0,2 mg/kg intramusculair (IM)) werd de anesthesiegeïnduceerd met propofol 4 mg/kg intraveneus en onderhouden met isofluraan in zuurstof. Bijkomend werden 2 mLlidocaïne 2% en 0,1 mg/kg morfine geïnjecteerd in de lumbosacrale epidurale ruimte. Eveneens werd 0,1 mg/kgmeloxicam intraveneus toegediend. Behalve een matige daling van de arteriële bloeddruk na de epidurale injectie enhet feit dat artificiële respiratie nodig was tijdens de chirurgie verliep zowel de anesthesie als recovery zonderproblemen. Methadon (0,2 mg/kg IM om de 4 uur initieel, daarna 0,1 mg/kg IM om de 6 uur) en meloxicam (0,1mg/kg de eerste dag, daarna 0,05 mg/kg oraal gedurende 4 dagen) werden toegediend voor postoperatieve analgesie.
Volledige tekst: 
pp 284-291
Casuïstiek(en)

79 (4) 275-283

Titel: 
Intraluminale stents voor de behandeling van tracheacollaps bij de hond
Auteur(s): 
M.C. VAN DER SLOOT, L. STEGEN, D. BINST, K. PIRON, H. HAERS, B. VAN GOETHEM
Samenvatting: 
Tracheacollaps is een progressieve, degeneratieve aandoening die medicamenteus en/of chirurgisch kanworden behandeld. In dit artikel worden 5 patiënten besproken met ernstige ademhalingsklachten,inspanningsintolerantie, syncope en/of cyanose ten gevolge van tracheacollaps waarbij ondanksmedicamenteuze therapie de levenskwaliteit slecht bleef. Er werd een intraluminale prothese geplaatst omhet gecollabeerde deel mechanisch te ondersteunen en zo het tracheale lumen te vergroten. Enkelewaargenomen complicaties na de plaatsing konden worden toegeschreven aan het gebruik van onaangepastestents (het optreden van granulatieweefsel, het verkorten van de stent na de plaatsing en recidief van de collapswanneer slechts een deel van de trachea werd ondersteund). Complicaties veroorzaakt door intraluminalestents kunnen levensbedreigend zijn. Eén patiënt stierf aan een obstructie van de trachea doorgranulatieweefsel. De levenskwaliteit van de overige 4 patiënten verbeterde opvallend: 2 patiënten warenverbeterd (gemiddelde opvolging 3,5 maanden) en 2 patiënten waren symptoomloos (gemiddelde opvolging 9maanden).
Volledige tekst: 
pp 275-283
Casuïstiek(en)

79 (4) 269-274

Titel: 
Anesthesie met α2-agonisten bij de lama: een literatuuroverzicht aangevuld met eigen onderzoek
Auteur(s): 
S. VEN, S. SCHAUVLIEGE, C. GADEYNE, M. GOZALO-MARCILLA, S. SEGAERT, F. GASTHUYS
Samenvatting: 
Over anesthesie bij lama’s zijn in de literatuur heel wat publicaties verschenen. De combinatie van xylazineen ketamine is het meest gebruikte injectieanesthesieprotocol en geeft een betrouwbare anesthesie voorkortdurende ingrepen bij deze diersoort. Over het gebruik van andere α2-agonisten bij lama’s is echter weiniggepubliceerd.In een studie werd de werking van medetomidine vergeleken met deze van dexmedetomidine, beide incombinatie met ketamine. Globaal was er weinig verschil tussen beide protocollen wat betreft de inductie,cardiorespiratoire parameters en recoveryduur. Tijdens de recovery vertoonden de lama’s die medetomidinehadden gekregen echter duidelijk meer ataxie dan de lama’s waaraan dexmedetomidine werd toegediend.
Volledige tekst: 
pp 269-274
Origine(e)l(e) artikel(en)

79 (4) 259-268

Titel: 
Intoxicaties bij dieren in België: een overzicht van de voorbije tien jaar
Auteur(s): 
V. VANDENBROUCKE, H. VAN PELT, P. DE BACKER, S. CROUBELS
Samenvatting: 
In dit overzichtsartikel wordt de nadruk gelegd op vergiftigingen van huisdieren, paarden inbegrepen,landbouwdieren en wild, die gedurende de laatste tien jaar in het Laboratorium voor Toxicologie van de FaculteitDiergeneeskunde (Universiteit Gent) en het Antigifcentrum van België onderzocht en gerapporteerd werden. Deoorzaak van vergiftiging varieert naargelang de diersoort.Aan het Laboratorium voor Toxicologie van de Faculteit Diergeneeskunde stelt men vast dat de meerderheid vande intoxicaties bij huisdieren, vooral bij de hond en de kat, te wijten is aan contact met insecticiden en pesticiden,terwijl paarden eerder aangetast worden door plantentoxinen. Landbouwdieren worden vooral vergiftigd door zwaremetalen, toxische planten en landbouwchemicaliën. Het Antigifcentrum rapporteert bij kleine huisdieren vooralintoxicaties met landbouwchemicaliën, huishoudelijke producten en medicatie terwijl bij landbouwhuisdierenvoornamelijk intoxicaties met landbouwchemicaliën een frequent voorkomend probleem zijn. In dit artikel wordt eenoverzicht gegeven van de meest voorkomende oorzaken van intoxicatie en hun associatie met de verschillendediersoorten. Bijkomend worden enkele zeldzame of moeilijk te diagnosticeren intoxicaties beschreven die een rolspelen bij een beperkt aantal vergiftigingsgevallen.
Volledige tekst: 
pp 259-268
Overzichtsartikel(en)

79 (4) 247-258

Titel: 
Het gebruik van glucogene precursoren in de voeding van hoogproductief melkvee
Auteur(s): 
M. HOSTENS, P. BOSSAERT, S. COOLS, A. DE KRUIF, G. OPSOMER
Samenvatting: 
De periode rondom het afkalven is de meest kritieke periode van de lactatiecyclus van hoogproductievemelkkoeien. De belangrijkste oorzaak hiervan is het feit dat de stijging van de melkproductie na het afkalvensneller verloopt dan de stijging van de drogestofopname waardoor de dieren in een negatieve energiebalansterechtkomen. Vijftig jaar na de eerste melding van klinische en subklinische ketonemie wordt wereldwijd deinzetbaarheid van glucogene precursoren, zoals propyleenglycol (PPG) en glycerol (GL), nog steeds onderzochtom dit probleem zowel curatief als preventief aan te pakken. Over het preventief inschakelen van glucogeneprecursoren bestaat heel wat controverse, zeker nu ook GL vaker ingezet wordt vanwege zijn gunstige prijs.Propyleenglycol is het enige product waarover tot nu toe resultaten zijn gepubliceerd. PPG leidt tot een mindernegatieve energiebalans zoals kan worden afgeleid uit het verloop van de metabole parameters die gebruiktworden om de negatieve energiebalans in te schatten (insuline, NEFA, BHB). Hierbij dient opgemerkt teworden dat dit effect voornamelijk gezien wordt bij toediening via een orale drench gedurende een langereperiode (30 dagen). Zowel PPG als GL leidt tot een daling van de drogestofopname indien beide productenworden toegediend via een totaal gemengd rantsoen. Er is, zeker wat GL betreft, meer onderzoek nodigalvorens besloten kan worden om glucogene precursoren te gebruiken in de melkveevoeding ter preventie van(sub)klinische ketonemie.
Volledige tekst: 
pp 247-258
Overzichtsartikel(en)