2010 - 79 (1)

Volume 79 (2010), nr. 1

79 (1) 77-79

Volledige tekst: 
pp 77-79
Vraag en antwoord

79 (1) 66-76

Titel: 
Is icterus synoniem voor leverproblemen? Diagnose en behandeling van leveraandoeningen bij het paard
Auteur(s): 
D. DE CLERCQ, P. DEPREZ, I. DURIE, L. LEFÈRE, G. VAN LOON
Samenvatting: 
Icterus is een veel voorkomend symptoom bij leveraandoeningen, maar enerzijds kunnen leverproblemenaanwezig zijn zonder icterus en anderzijds kan icterus voorkomen zonder leverproblemen. Voor het stellen vande diagnose van leverproblemen bij het paard is bijgevolg een grondig onderzoek onontbeerlijk. In dit overzichtsartikelworden de oorzaken, de diagnose en de aangepaste behandeling van leveraandoeningen bij hetpaard besproken.
Volledige tekst: 
pp 66-76
Permanente vorming

79 (1) 59-65

Titel: 
Tewerkstelling van dierenartsen afgestudeerd aan de Universiteit Gent tussen 1998 en 2008
Auteur(s): 
P. VAN NIELANDT, J. DEWULF, S. DE VLIEGHER, A. DE KRUIF
Samenvatting: 
Aan de hand van een enquête bij dierenartsen afgestudeerd tussen 1998 en 2008 aan de Universiteit Gentwerd gepeild naar hun arbeidsperspectieven. Uit de resultaten van de 447 ingevulde enquêtes blijkt dat 2 op3 afgestudeerden praktiserende dierenartsen zijn. Het merendeel werkt in een kleine huisdierenpraktijk enin een groepspraktijk. Er blijkt voor de verschillende optierichtingen in het laatste jaar geen significantverschil te bestaan wat de duur tussen het afstuderen en het vinden van een eerste baan betreft.Jonge dierenartsen werken gemiddeld 52 uur per week ongeacht het type job dat men uitoefent. Ongeveerde helft van de respondenten vindt dat zijn/haar loon lager is dan dat van familie of vrienden met eenuniversitair diploma. Veertig procent van de dierenartsen geeft aan tevreden tot erg tevreden te zijn met hetloon.Eén op 3 afgestudeerden werkt of heeft ooit gewerkt als schijnzelfstandige. Driekwart van de ondervraagdenvoelt zich gelukkig tot zeer gelukkig in zijn of haar huidige job. Zij vinden hun werk uitdagend tot zeeruitdagend.
Volledige tekst: 
pp 59-65
Voor de praktijk

79 (1) 54-58

Titel: 
Parafilariose bij een Belgisch witblauwe dekstier in Vlaanderen
Auteur(s): 
B. PARDON, I. ZWAENEPOEL, G. VERCAUTEREN, E. CLAEREBOUT , P. DEPREZ
Samenvatting: 
In maart 2009 vertoonde een drie jaar oude Belgisch witblauwe dekstier in West-Vlaanderen meerdere nodulenop de huid van de schoft, schouders en de nek. Sommige nodulen bloedden. De stier werd in de zomer van 2008geïmporteerd uit Wallonië. In het serohemorragische exsudaat van één van de nodulen konden één larve en ééngeëmbryoneerd ei van Parafilaria bovicola onder de lichtmicroscoop geïdentificeerd worden. Het histopathologischonderzoek toonde een eosinofiele dermatitis aan en in seriële coupes was een volwassen, vrouwelijke filaride in deoppervlakkige dermis te zien. Het dier werd behandeld met moxidectine en de huidletsels verdwenen binnen eenweek. Dit is het eerste gerapporteerde geval van parafilariose bij een rund in Vlaanderen. Tijdens een opvolgings -periode van 9 maanden werden geen bijkomende gevallen gediagnosticeerd, noch op het bedrijf noch op de bedrijvenin de buurt.
Volledige tekst: 
pp 54-58
Casuïstiek(en)

79 (1) 48-53

Titel: 
Histopathologie en behandeling van negen katten met multipele epulides
Auteur(s): 
F.A.C.KNAAKE, L.VERHAERT
Samenvatting: 
In dit artikel worden 9 gevallen van feliene multipele epulides besproken. Alle katten werden aangeboden metmultipele gingivale massa’s die het merendeel van de tandkronen bedekten. Acht gevallen werden gediagnosticeerdals reactieve hyperplasie en 1 als perifeer ossificerend fibroma. Acht katten waren Europese Kortharen en 1 was eenEuropese Langhaar. Geslachtspredispositie werd niet gezien. Alle katten waren jong op het moment dat de epulidesvoor het eerst werden opgemerkt. In 8 gevallen bleken gingivoplastie en de extractie van alle kiezen en somssnijtanden curatief. Een geval werd meer conservatief behandeld, zonder extracties. Bij deze kat recidiveerden deepulides.De resultaten van deze studie worden vergeleken met de bevindingen uit de literatuur.
Volledige tekst: 
pp 48-53
Casuïstiek(en)

79 (1) 42-47

Titel: 
Vergelijking van vijf verschillende methoden voor de bepaling van de concentratie van varkenssperma
Auteur(s): 
D. MAES, T. RIJSSELAERE, P. VYT, A. SOKOLOWSKA, W. DELEY, A. VAN SOOM
Samenvatting: 
Accurate en herhaalbare methoden voor de concentratiebepaling van varkenssperma zijn belangrijk zowel vooronderzoek- als praktijkdoeleinden. Omdat de resultaten afhankelijk kunnen zijn van de methode die wordt gebruikt,was de doelstelling van dit onderzoek 5 frequent gebruikte methoden voor de concentratiebepaling van varkensspermate vergelijken. Hiertoe werden 50 ejaculaten van 37 verschillende beren in een KI-station onderzocht. Van elk ejaculaatwerd de concentratie bepaald door middel van 2 verschillende types colorimeter (colorimeter 1: Model 252,Sherwood Scientific Ltd, Cambridge, UK ; Colorimeter 2: Ciba-Corning, Schippers, Bladel, The Netherlands), deBürker telkamer (gouden standaard), en de Hamilton Thorne Analyzer (HTR Ceros 12.1; Hamilton–Thorne Research,Beverly, CA, USA) waarbij 2 types Lejakamers werden gebruikt (de ‘oude’ en de ‘recentelijk ontwikkelde’Lejakamer). Elk ejaculaat werd 5 keer onderzocht met elk van de 5 methoden en de herhaalbaarheid, uitgedrukt doormiddel van een variatiecoëfficiënt (VC), werd bepaald voor elke methode. De overeenstemming tussen de verschillendemethoden werd onderzocht door middel van de Pearsons correlatie en “limits of agreement”. De colorimetershadden de laagste VC (beide 3,7%) terwijl de oude Lejakamer de hoogste VC had (12,4%). Significante (P<0,01)en hoge correlaties (r>0,71) werden gevonden tussen de resultaten van de verschillende methoden. De “limits ofagreement”grafieken toonden aan dat geen enkele methode de concentratie steeds over- of onderschatte in vergelijkingmet de Bürkertelkamer alhoewel er een tendens was naar meer over- of onderschatting bij hogere spermaconcentraties.Als conclusie kan gesteld worden dat er tussen de verschillende onderzochte methoden geen grote verschillen zijnin de concentratiebepaling. De keuze van een bepaalde methode wordt daarom vooral bepaald door de kostprijs, hetaantal te onderzoeken monsters en de praktische uitvoering.
Volledige tekst: 
pp 42-47
Origine(e)l(e) artikel(en)

79 (1) 32-41

Titel: 
Ovarieel teratoma bij de merrie: een overzicht en 2 casussen
Auteur(s): 
E. VANHAESEBROUCK, J. GOVAERE, K. SMITS, I. DURIE, G. VERCAUTEREN, A. MARTENS, S. SCHAUVLIEGE, R. DUCATELLE, M. HOOGEWIJS, C. DE SCHAUWER, A. DE KRUIF
Samenvatting: 
Bij een vier jaar oude Belgische warmbloedmerrie met flexura pelvina impactie werd een teratoma van hetlinkerovarium vastgesteld. Het vergrootte ovarium werd pas na het verdwijnen van de impactie opgemerkt. Detherapie bestond uit het chirurgisch verwijderen van het aangetaste ovarium bij de staande merrie. Hethistopathologisch onderzoek bevestigde de diagnose. Tevens worden de kenmerken van een tweede teratoma dattoevallig bij een geslachte merrie gevonden werd, besproken.
Volledige tekst: 
pp 32-41
Overzichtsartikel(en)

79 (1) 23-31

Titel: 
Tekenencefalitis in Europa: overzicht van een opkomende zoönose
Auteur(s): 
S. ROELANDT, P. HEYMAN, P. TAVERNIER, S. ROELS
Samenvatting: 
Tekenencefalitis virus (TBEV) is een sterk pathogeen flavivirus en het belangrijkste door arthropoden gedragenvirus in Europa. Een aanzienlijke toename van de incidentie van menselijke tekenencefalitis (TBE) in endemischelanden en het opduiken van de ziekte in verschillende West- en Noord-Europese landen en in de Europesehondenpopulatie hebben van TBEV een groeiend probleem voor de volksgezondheid gemaakt. Autochtone TBEwerd nog niet gerapporteerd in België ondanks de aanwezigheid van een geschikt klimaat, milieu, vectoren engastheren. Hoewel Belgische burgers in toenemende mate naar endemische gebieden reizen, onderzoeken cliniciniet routinematig de aanwezigheid van TBE bij menselijke gevallen van meningo-encefalitis. In België is TBE nietaangifteplichtig en surveillance is momenteel bijna onbestaande. Als TBE zou opduiken in België zou het eenbelangrijke bedreiging voor de volksgezondheid kunnen vormen. Het gericht serologisch screenen van“sentineldieren” (honden en wilde fauna) zou op een kostenefficiënte manier bijdragen tot een continuepidemiologisch bewakingsprogramma voor TBEV in België.
Volledige tekst: 
pp 23-31
Overzichtsartikel(en)

79 (1) 13-22

Titel: 
Acute pancreatitis bij honden en katten: pathogenese, klinische symptomen en laboratoriumafwijkingen
Auteur(s): 
I. VAN DEN BOSSCHE, D. PAEPE, S. DAMINET
Samenvatting: 
Acute pancreatitis is een plotse (meestal steriele) ontsteking die de structuur van de pancreas niet definitiefaantast en die compleet reversibel is. Deze ontsteking wordt gekarakteriseerd door necrose en oedeem. Er wordtverondersteld dat, ondanks verdedigingsmechanismen, een vroegtijdige activering van trypsin in de acinaire celleneen cascade van reacties veroorzaakt met autodigestie tot gevolg. De meeste gevallen zijn idiopathisch. Hondenworden vaak aangeboden met gastro-intestinale klachten, terwijl lethargie en anorexie de meest voorkomendesymptomen zijn bij katten. Het diagnosticeren van pancreatitis blijft een uitdaging maar de recente ontwikkelingvan de “pancreatic lipase immunoreactivity” test is veelbelovend.
Volledige tekst: 
pp 13-22
Thema

79 (1) 3-12

Titel: 
Insulinoma bij de hond deel 1: literatuuroverzicht
Auteur(s): 
E. PIETERS, A. VANHAESEBROUCK, L. VAN HAM
Samenvatting: 
In dit eerste artikel wordt een literatuuroverzicht gegeven van het voorkomen van insulinoma’s bij dehond. Insulinoma’s zijn functionele tumoren van de bètacellen van de eilandjes van Langerhans in de pancreas.Ze zijn kwaadaardig en metastaseren vaak snel en lokaal. Ze worden meestal gediagnosticeerd bij honden vanmiddelbare tot oudere leeftijd en bij (middel)grote rassen. Door een overproductie van insuline ontstaansymptomen van hypoglycemie, zoals collaps, epilepsie en zwakte. Een perifere polyneuropathie is eenzeldzame, mogelijke complicatie. De diagnose wordt gesteld aan de hand van bloedonderzoek, in het bijzonderdoor de gelijktijdige bepaling van een laag glucosegehalte en een hoog seruminsulinegehalte, meestal incombinatie met een of meerdere medische beeldvormingstechnieken. De behandeling is chirurgisch ofmedicamenteus, waarbij een chirurgische behandeling de beste kansen biedt op een goede controle van deziekte. De prognose is van veel factoren afhankelijk maar ze is over het algemeen sterk gereserveerd.
Volledige tekst: 
pp 3-12
Thema