2012 - 81 (6)

Volume 81 (2012), nr. 6

81 (6) pp 382-384

Volledige tekst: 
pp 382-384
Vraag en antwoord

81 (6) pp 373-381

Titel: 
Het belang van een degelijk colostrummanagement op moderne rundveebedrijven
Auteur(s): 
V. MEGANCK, J. LAUREYNS, G. OPSOMER
Samenvatting: 
Het pasgeboren kalf is afhankelijk van de absorptie van colostrale immunoglobulinen ofantistoffen. Een goed colostrummanagement is een van de belangrijkste preventieve maatregelentegen infectieuze ziekten bij jonge kalveren. Toch worden hier nog veel fouten tegen gemaakt ofbestaan er nog veel misvattingen. Bovendien is ook meer en meer bewijs voorhanden dat colostrumniet alleen van levensbelang is voor de aanvoer van antistoffen maar evenzeer voor de aanvoer vanandere substanties, zoals groeifactoren en immuuncellen.
Volledige tekst: 
pp 373-381
Permanente vorming

81 (6) pp 364-372

Titel: 
Paraprostatic cyst with urothelial lining in a dog
Auteur(s): 
L. CICCHELERO, S. HUYGHE, K. CHIERS, V. VOLCKAERT, S. MELIS, D. PAEPE, A. FURCAS, H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
Een geïnfecteerde paraprostaatcyste met oorsprong in het prostaatparenchym werdgediagnosticeerd bij een zeven jaar oude, mannelijke, intacte Amerikaanse staffordshireterriër dieaangeboden werd met dysurie. De diagnose werd gesteld aan de hand van de anamnese, het lichamelijken echografisch onderzoek, het bacteriologisch onderzoek, het uitgebreid histopathologisch onderzoeken een DNA-test. De behandeling bestond uit het chirurgisch verwijderen van een groot deel van decyste, omentalisatie van het restant gecombineerd met castratie en antibioticumtherapie.Immunohistochemische kleuringen toonden aan dat de cyste een urotheliale aflijning had. Een DNAtestsloot het persisterende-gang-van-Müller-syndroom (PMDS) uit. De cyste had een open verbindingmet de urethra en ontstond vermoedelijk uit een embryonaal restant ter hoogte van de prostaat.De hond herstelde vlot van de ingreep maar de dysurie en incontinentie persisteerden. Bij decontrole vier maanden postoperatief werd echografisch een nieuwe paraprostaatcyste aangetoond.Uit de echobegeleide punctie bleek de cyste geïnfecteerde urine te bevatten.
Volledige tekst: 
pp 364-372
Casuïstiek(en)

81 (6) pp 357-363

Titel: 
Unilateral sino-orbital and subcutaneous aspergillosis in a cat
Auteur(s): 
J. DECLERCQ, L. DECLERCQ, S. FINCIOEN
Samenvatting: 
Een jonge kattin werd na een periode van niezen en conjunctivitis aangeboden voor onderhuidsezwellingen op de linkerzijde van de kop en hyperemische conjunctiva met protrusie van het derdeooglid. Het onderzoek van de mondholte toonde een zwelling aan labiaal van de gebitselementen en inde pterygopalatine fossa. De linker submandibulaire lymfeknoop was opgezet. De kat niesde af en toemaar er was geen neusvloei. De huidletsels hadden een opvallende gele kleur. Het cytologisch onderzoekvan de huidzwelling toonde een pyogranulomateuze ontsteking aan met eosinofielen. Alleen een diepebemonstering bevatte representatief weefsel voor cytologisch, histopathologisch en mycologischonderzoek. Op basis van de morfologische kenmerken van de mycologische cultuur werd Aspergillussectie fumigatus gediagnosticeerd en met moleculaire technologie geïdentificeerd als Aspergillusviridinutans. De definitieve diagnose was sino-orbitale aspergillose met een uitgebreide subcutaneinvasie. Gezien het ernstig progressief verloop ondanks behandeling werd de kat geëuthanaseerd.
Volledige tekst: 
pp 357-363
Casuïstiek(en)

81 (6) pp 352-357

Titel: 
Mediastinal thymoma in a rabbit with recurrent bilateral exophthalmos
Auteur(s): 
G. STORMS, G. JANSSENS, R. DUCATELLE
Samenvatting: 
Een acht jaar oud, mannelijk, gecastreerd, middenslagkonijn werd aangeboden met een bilaterale, intermitterende en stressgerelateerde exoftalmie. Op de thoraxradiografieën was een massa zichtbaar in het craniale mediastinum. Het konijn werd kort daarna geëuthanaseerd omwillevan ernstige ademhalingsproblemen. Tijdens het pathologisch onderzoek werd een grote, goed omschreven, niervormige massa aangetroffen craniaal van het hart, zonder macroscopische afwijkingen aan andere organen. Op histologisch onderzoek waren zowel kleine als middelgroteronde cellen aanwezig, ingebed in een fijn reticulair stroma. Het cytoplasma van de tumorcellen kleurde positief aan voor cytokeratine, wat de diagnose van thymoma bevestigde en een lymfoma uitsloot.
Volledige tekst: 
pp 352-357
Casuïstiek(en)

81 (6) pp 341-351

Titel: 
Canine lymphoma: a retrospective study (2009 – 2010)
Auteur(s): 
F. MORTIER, S. DAMINET, S. VANDENABEELE, I. VAN DE MAELE
Samenvatting: 
Het medisch dossier van 56 honden met een cytologische en/of histologische diagnose van lymfoomgesteld tussen 1 januari 2009 en 31 december 2010 werd bestudeerd. De meeste honden waren vanmiddelbare leeftijd of ouder en hadden multicentrisch lymfoom (n=36). De meerderheid van de hondenbevond zich in stage III tot V (n=55) en in substage b (n=43). Hematologie, serumbiochemie, urineanalyse,serumeiwit-elektroforese, thoraxradiografieën en/of abdominale echografie werden uitgevoerd en deresultaten kwamen grotendeels overeen met deze in de literatuur. Bij 80% (n=45) werd een behandelingopgestart. Na de diagnose was de mediane overlevingstijd voor 62% van de honden (n=28) die enkel metprednisolone werd behandeld, 32 dagen (3 – 224 dagen). Voor 24% (n=11) behandeld met chemotherapiewas dit 119 dagen (11 – 273 dagen). Bij de resterende zes behandelde honden (13%) werd demacroscopische tumor verwijderd middels chirurgie. Drie van deze honden werden nadien behandeld metprednisolone. De mediane overlevingstijd van deze zes honden bedroeg 47 dagen (0 – 669 dagen). Van dehonden die met chemotherapie werden behandeld, was de mediane overlevingstijd significant langer danvan de honden die enkel met prednisolone werden behandeld, ondanks het feit dat negatief prognostischefactoren aanwezig waren bij alle honden die chemotherapie ondergingen.
Volledige tekst: 
pp 341-351
Origine(e)l(e) artikel(en)

81 (6) pp 329-340

Titel: 
New artificial reproductive techniques in the horse: applications and limitations
Auteur(s): 
B. LEEMANS, K. SMITS, A. VAN SOOM, H. NELIS
Samenvatting: 
Recente ontwikkelingen in de geassisteerde voortplanting bij het paard laten toe veulens tefokken van sub- of infertiele merries en hengsten, alsook van pasgestorven merries of hengsten.Eicellen kunnen bij levende merries verzameld worden door ovum pick-up (OPU), waarbij deeicellen transvaginaal of transabdominaal uit de follikels gespoeld worden. Post mortem kunnenook eicellen verkregen worden door de follikels te schrapen. Na rijping kunnen de eicellen bevruchtworden. Dit kan in vivo door eiceltransfer, waarbij een rijpe eicel in de eileider van eengeïnsemineerde receptormerrie wordt overgeplant, of in vitro. Aangezien conventionele invitrofertilisatieniet succesvol is bij paarden, wordt intracytoplasmatische sperma-injectie (ICSI)toegepast. Na ICSI kunnen de bevruchte eicellen worden overgebracht naar de eileider van eengesynchroniseerde receptormerrie. Eveneens kunnen ze verder in vitro worden opgekweekt totblastocysten, waarna ze naar de baarmoeder van een receptormerrie overgeplant kunnen worden.In dit artikel wordt de in-vitroproductie van paardenembryo’s besproken met de bijhorende voorennadelen en de mogelijke klinische en wetenschappelijke toepassingen.
Volledige tekst: 
pp 329-340
Overzichtsartikel(en)

81 (6) pp 319-328

Titel: 
The use of cardiac biomarkers in veterinary medicine: the equine perspective
Auteur(s): 
N. VAN DER VEKENS, A. DECLOEDT, D. DE CLERCQ, T. VERHEYEN, G. VAN LOON
Samenvatting: 
Cardiale biomarkers, zoals natriuretische peptiden en troponinen, worden reeds routinematig in dehumane geneeskunde gebruikt voor de diagnose, prognose en monitoring van hartaandoeningen. Hoewelze ook in de kleine huisdierensector regelmatig bepaald worden om cardiologische en niet-cardiologischeaandoeningen van elkaar te onderscheiden, is de literatuur omtrent het gebruik bij paarden beperkt.Bij paarden werd reeds een significante correlatie aangetoond tussen het ‘atrial natriuretic peptide’ (ANP),N-terminal ANP (NT-proANP) en de voorkamergrootte. Specifieke equine testen voor ‘brain natriureticpeptide’ (BNP) of ‘N-terminal BNP’ (NT-proBNP) bepaling ontbreken echter nog steeds. Troponinen(vooral troponine I) zijn meer uitgebreid bestudeerd bij het paard. Ze worden reeds gebruikt voor dediagnose van myocardschade en vervangen de minder specifieke lactaatdehydrogenase en creatinekinaseiso-enzymen, waardoor het gebruik van deze laatste niet meer gerechtvaardigd is. Een laatste mogelijkbelangrijke biomarker is aldosteron, maar aangezien slechts één studie bij paarden een correlatieaangetoond heeft tussen de aldosteronconcentratie en hartaandoeningen is uitgebreider onderzoek nodig.
Volledige tekst: 
pp 319-328
Overzichtsartikel(en)