2012 - 81 (5)

Volume 81 (2012), nr. 5

81 (5) pp 308-311

Volledige tekst: 
pp 308-311
Vraag en antwoord

81 (5) pp 303-307

Titel: 
Dermatitis ten gevolge van Devriesea agamarum- en Nannizziopsis vriesii-infecties bij hagedissen
Auteur(s): 
T. HELLEBUYCK, A. MARTEL
Samenvatting: 
Dermatitis is een van de meest frequent voorkomende aandoeningen bij in gevangenschap gehoudenhagedissen. In dit overzicht worden twee infectieuze huidaandoeningen bij hagedissen in hetbijzonder belicht: Devrieseasis en dermatomycose ten gevolge van infectie met het Chrysosporiumanamorph van Nannizziopsis vriesii. Er wordt hierbij aandacht besteed aan de etiologie, diagnose,behandeling en preventie.
Volledige tekst: 
pp 303-307
Permanente vorming

81 (5) pp 298-302

Titel: 
Intracranial oligodendroglioma with optic nerve infiltration in a Labrador retriever
Auteur(s): 
R. JEURING, K. VAN DRIESSCHE, L. BOSSELER, C. DE VRIES, A. VANHAESEBROUCK, I. GIELEN, A. OEVERMANN, K. CHIERS
Samenvatting: 
Een gecastreerde labrador retriever van zeven jaar oud werd aangeboden met klachten van abnormaal gedragen een verminderd zicht. Op neurologisch onderzoek werd blindheid van het linkeroog gediagnosticeerdsamen met een abnormaal bewustzijn. Bloedonderzoek en onderzoek van het cerebrospinaal vocht toonden geenafwijkende waarden. Op MRI werd een massa gelokaliseerd ter hoogte van de thalamus, de hypothalamus ende nucleus caudatus. Ook de linkernervus opticus leek betrokken in dit proces. Na een palliatieve behandelinggedurende 38 dagen werd de hond geëuthanaseerd en er werd een autopsie uitgevoerd. Hierbij werd een witte,zachte, uitpuilende, niet-omkapselde massa van 2 cm waargenomen. Deze massa was gelokaliseerd in de wittestof van de ventrale thalamusregio, dicht bij het chiasma opticum, en strekte zich uit langs de linkernervus opticus.Op histologisch onderzoek hadden de neoplastische cellen het uitzicht van “spiegeleieren”. Tussen dezecellen werden veel reactieve astrocyten waargenomen bij immunohistochemie. Het gezwel werd gediagnosticeerdals een astrocytenrijk oligodendroglioma graad II met invasieve groei in de linkernervus opticus.
Volledige tekst: 
pp 298-302
Casuïstiek(en)

81 (5) pp 290-297

Titel: 
The use of intra-articular anesthesia as a diagnostic tool in canine lameness
Auteur(s): 
D. VAN VYNCKT, Y. SAMOY, L. MOSSELMANS, G. VERHOEVEN, F. VERSCHOOTEN, B. VAN RYSSEN
Samenvatting: 
Manken bij de hond is soms moeilijk te lokaliseren omwille van weinig uitgesproken pathologischeveranderingen of onduidelijke klinische symptomen. Intra-articulaire anesthesie wordt voorgesteld als eendiagnostisch middel om het manken te lokaliseren. Na een beschrijving van de voorbereiding, de technieken de punctieplaatsen, wordt een overzicht gegeven van een reeks patiënten aangeboden met verschillendegewrichtsproblemen. De studie gaf aan dat intra-articulaire anesthesie toepasbaar was in ieder gewricht,zolang de clinicus ervaring had en de honden gesedeerd waren. De intra-articulaire anesthesie was positiefin 87% van de gevallen en problemen aan het ellebooggewricht, meer bepaald een losse processus coronoideus,was de grootste indicatie voor intra-articulaire anesthesie.
Volledige tekst: 
pp 290-297
Casuïstiek(en)

81 (5) pp 283-289

Titel: 
Complications in the diagnosis of OCD and LPC of the elbow in a young Dogue de Bordeaux
Auteur(s): 
I.COMEYNE, E. COPPIETERS, I. GIELEN, B. VAN RYSSEN
Samenvatting: 
Deze casus gaat over een bordeaux dog van 14 maanden oud met osteochondritis dissecans (OCD)en losse processus coronoideus (LPC). Wat betreft ras en leeftijd is dit een heel typisch geval van elleboogdysplasie.Bijzonder waren echter de verschillende stappen die nodig waren om tot een definitievediagnose te komen. De hond werd aangeboden met klachten van acuut progressief manken.Op basis van het klinisch en radiografisch onderzoek werd de vermoedelijke diagnose van bilateraleLPC gesteld. Tijdens artroscopie konden geen duidelijke primaire letsels vastgesteld worden.Wegens persisterend manken werd een computed tomografisch onderzoek uitgevoerd, waarbij in derechterelleboog een OCD-letsel gezien werd en in de linker een fissuur. Via een tweede artroscopiewerden uiteindelijk beide ellebogen behandeld met goed resultaat. Deze casus toont aan dat de artroscopischeinspectie van de elleboog steeds grondig dient te gebeuren, zeker voor de detectie vanOCD en fissuren omdat beide letsels soms moeilijk zichtbaar zijn.
Volledige tekst: 
pp 283-289
Casuïstiek(en)

81 (5) pp 274-282

Titel: 
Embryo transfer in horses: essential to modern breeding
Auteur(s): 
L.T.M.VANDENBERGHE, J. GOVAERE, H.NELIS, M. HOOGEWIJS, P. DAELS, A.VAN SOOM
Samenvatting: 
Embryotransplantatie bij het paard is een voortplantingstechniek waarbij een embryo van eenwaardevolle donormerrie wordt uitgespoeld en overgeplant in een draagmerrie. Dit heeft tal vanvoordelen. Praktisch behelst deze techniek verschillende aspecten. Vooraf dient de cyclus van dedraagmerrie gesynchroniseerd te worden met die van de donor. Daarna dient men op het juiste tijdstiphet embryo uit de baarmoeder van de drachtige donormerrie te spoelen. Na het opzoeken enwassen van het embryo wordt het ingeplant bij de draagmerrie of receptor. Na de geboorte wordthet veulen nog geruime tijd door de receptor gezoogd.Bij het spoelen van de donormerrie wordt in ongeveer 50% van de gevallen een embryo gecollecteerden na het overplanten van een embryo wordt uiteindelijk gemiddeld 70% van de receptormerriesdrachtig. Uiteraard worden deze percentages in de praktijk door verschillende factorenbeïnvloed. Deze factoren hebben zowel betrekking op de donor als op de receptor.
Volledige tekst: 
pp 274-282
Overzichtsartikel(en)

81 (5) pp 266-273

Titel: 
Antimicrobial resistance: a multifaceted phenomenon
Auteur(s): 
F. BOYEN, F. PASMANS, P. BUTAYE, F. HAESEBROUCK
Samenvatting: 
Antibiotica chemotherapeutica met een antibacteriële werking zijn niet meer weg te denken uitde veterinaire geneeskunde. De opkomst van antimicrobiële resistentie vormt een bedreiging voorde gezondheid van zowel mens als dier en het voortbestaan van de dierlijke voedselproductie zoalswij die vandaag kennen. In dit overzicht worden enkele basistermen en begrippen met betrekkingtot antimicrobiële resistentie toegelicht. Bovendien wordt er een samenvatting gegeven van de manierwaarop resistentie kan worden bepaald en hoe de resultaten van gevoeligheidstesten dienen teworden geïnterpreteerd.
Volledige tekst: 
pp 266-273
Overzichtsartikel(en)

81 (5) pp 255-265

Titel: 
The use of antiviral drugs in veterinary medicine
Auteur(s): 
A. DE VLEESCHAUWER, D. LEFEBVRE, K. DE CLERCQ
Samenvatting: 
De interesse voor het gebruik van antivirale geneesmiddelen in de diergeneeskunde neemt duidelijktoe. Tot op heden blijft de behandeling van virale infectieziekten in de diergeneeskunde beperkttot het gebruik van enkele humane geneesmiddelen bij gezelschapsdieren, maar deontwikkeling van specifieke diergeneeskundige middelen is aan de gang. Ook in de sector van denutsdieren, waar virale infectieziekten kunnen leiden tot grote economische verliezen, is er toenemendeinteresse voor het gebruik van antivirale geneesmiddelen. De toediening van geneesmiddelenaan voedselproducerende dieren stelt echter specifieke eisen met betrekking tot farmacokinetiek,de uitwerking van maximale residulimieten (MRLs) en wachttijden, alsook (eco)toxiciteit. Ervaringenuit de humane geneeskunde leren dat de therapeutische doeltreffendheid van antivirale middelensoms negatief beïnvloed wordt door het ontstaan van minder gevoelige (resistente)virusvarianten. Bij de ontwikkeling van nieuwe antivirale producten is het dus van uitermate belangrekening te houden met de kans op antivirale resistentieontwikkeling. Dit is zeker het geval wanneerer wordt gedacht aan de grootschalige toepassing in de diergeneeskunde. In dit artikel wordt eenkorte inleiding gegeven over antivirale resistentieontwikkeling. Daarnaast wordt voor de meest voorkomendevirale ziekten bij huisdieren een literatuuroverzicht gegeven van de mogelijke behandelingmet chemische antivirale moleculen waarbij specifiek aandacht wordt besteed aan debeschikbare gegevens over antivirale resistentieontwikkeling. Het aantal studies over de effectiviteitvan (humane) antivirale middelen tegenover diervirussen is beperkt en klinisch onderzoek limiteertzich meestal tot de werkzaamheid en toxiciteit. Er is een gebrek aan wetenschappelijke gegevensomtrent de dosering en de kans op resistentieontwikkeling van antivirale producten voor gebruikbij dieren. De bestrijding van virale dierziekten door middel van een antivirale therapie lijkt omwillevan verschillende redenen aanlokkelijk, maar er is nog veel onderzoek vereist om tot een verantwoordepraktische toepassing te komen.
Volledige tekst: 
pp 255-265
Overzichtsartikel(en)