2012 - 81 (4)

Volume 81 (2012), nr. 4

81 (4) pp 247-249

Volledige tekst: 
pp 247-249
Vraag en antwoord

81 (4) pp 237-246

Titel: 
Van paardenmeester via veearts tot dierenarts … of hoe een etymologische kijk op de geschiedenis van de diergeneeskunde het welzijn van dieren en (vooral) mensen weerspiegelt
Auteur(s): 
L. DEVRIESE
Samenvatting: 
In meerdere talen weerspiegelen de namen gegeven aan de geneeskunde van de dieren en haar beoefenaarsbelangrijke verschuivingen. Meestal hebben deze veranderingen te maken met de diersoorten dievan overheersende betekenis waren in bepaalde perioden. De termen veterinarius, mulomedicus (muilezelgenezer)en hippiater (paardenarts) ontstonden in de Latijn- en Griekssprekende wereld, waar ezels,muil ezels, muildieren en paarden heel belangrijk waren. Last- en trekdieren (Latijn: veterina) verrichttende zware arbeid die de mensen voordien eigenhandig of met primitieve instrumenten zelf moesten uitvoeren.Ze droegen aanzienlijk bij tot de vooruitgang van de mensheid.Paarden speelden een beslissende rol in de oorlogsvoering. Het ridderwezen (‘ridder’ afgeleid van‘ruiter’) bereikte een hoge status in de middeleeuwse samenleving. Het paard, het paardrijden en alles water bij hoort, bleven hoog in aanzien ook nadat de militaire betekenis van deze dieren verdween. Dit zienwe in termen zoals maarschalk (maréchal, oorspronkelijk paardenverzorger - staljongen) en paardenmeester,Rossarzt of Pferdarzt in het Duits.In sommige Vlaamse en Waalse streken werd de term artist gebruikt. Deze werd in de Franse Tijd afgeleidvan de eerste diploma’s in de ‘kunst’ van de diergeneeskunde: uit het Latijn artis (genitief van ars) veterinariae.Een in het westen van het land populaire benaming was expert. Deze term ontstond in de tijddat het enige onderscheid dat klanten konden maken tussen de officieel gediplomeerden en de andere beoefenaarsvan de diergeneeskunde (meestal hoefsmeden en castreerders) te vinden was in het feit dat enkelde eersten konden optreden als expert in gerechtelijke betwistingen en in officieel werk.In de 20ste eeuw werd de benaming veearts (uit het Grieks archos en iatros: leidend genezer) populair. Opnieuwreflecteerde dit een grote verandering in de maatschappij. Duur kwaliteitsvoedsel werd goedkoperen meer algemeen verkrijgbaar door verbeterde productiemethoden in de landbouw en de sterk uitbreidendeveeteelt.De verhoging van de levensstandaard leidde ertoe dat het mogelijk werd veel zorg (en geld) te bestedenaan ‘niet-productieve dieren’, zijnde de gezelschapsdieren. Dierenwelzijn werd actueel in een tijdoverheerst door massale industriële veehouderij. Het is in deze context dat de veearts veranderde in dierenarts.In het Frans en het Engels en in mindere mate in het Duits en het Nederlands bleef de term veterinair(vétérinaire, veterinarian, Veterinär) in gebruik. Deze benaming werd actief gepropageerd door de laat-18de en vroeg-19de-eeuwse stichters van de eerste scholen voor diergeneeskundig onderwijs en de eersteverenigingen van gediplomeerden in dergelijke instellingen. Wellicht waren zij zich niet bewust van de etymologievan deze schijnbaar niet-diersoortspecifieke benaming ontstaan in de Romeinse tijd: betrekkinghebbend op lastdieren (pakezels, muilezels en muildieren vooral). Eigenlijk is het jammer dat niemanddaarvan nog weet heeft. De enorme rol die deze nederige dieren ooit speelden in de verlossing van hetmensdom van slafelijke arbeid, van slavernij, blijft zo goed als onbekend.
Volledige tekst: 
pp 237-246
Uit het verleden

81 (4) pp 229-236

Titel: 
Dissociatieve anesthesie bij paarden in de praktijk
Auteur(s): 
S. SCHAUVLIEGE, F. GASTHUYS
Samenvatting: 
Sinds thiopental van de Belgische markt is verdwenen, worden de dissociatieve anesthetica (ketamine entiletamine) steeds frequenter gebruikt voor de anesthesie van paarden onder praktijkomstandigheden. Nasedatie met een α2-agonist, eventueel gecombineerd met een opioïd, wordt de anesthesie geïnduceerd met eencombinatie van het dissociatief anestheticum en een benzodiazepine. Met ketamine bekomt men eenchirurgische anesthesieduur van 10 à 20 minuten. Tiletamine werkt wat langer maar kan resulteren in eenminder goede recovery. Indien de geplande anesthesieduur langer is (20 à 60 minuten), wordt na inductie vande anesthesie het beste overgegaan op een infuus, bijvoorbeeld met ketamine, een α2-agonist en eenspierrelaxans, de zogenaamde triple drip. Waar mogelijk gebruikt men het beste ook locoregionale anesthesie.Aangezien vele anesthetica niet geregistreerd zijn voor het gebruik bij voedselproducerende paarden, dienteen aangepaste wachttijd ingesteld te worden en moet, naargelang het product, een toedienings- enverschaffingsdocument opgemaakt of het paspoort van het paard aangevuld worden.
Volledige tekst: 
pp 229-236
Permanente vorming

81 (4) pp 224-228

Titel: 
Co-infectie met Mycoplasma haemofelis en ‘Candidatus Mycoplasma haemominutum’ bij een kat met immuungemedieerde hemolytische anemie in België
Auteur(s): 
C. VAN GEFFEN
Samenvatting: 
Een jonge, mannelijke huiskat werd aangeboden voor zwakte en anorexia die reeds twee dagen aanhielden.Op klinisch onderzoek werden bleke slijmvliezen gezien, veroorzaakt door erge, regeneratieve,Coombs’ positieve, hemolytische anemie. Een bloeduitstrijkje toonde epicellulaire organismen aan, compatibelmet Mycoplasma (vroeger bekend als Haemobartonella felis). Real-time polymerase chain reaction(RT-PCR) op EDTA-bloed identificeerde deze organismen als Mycoplasma haemofelis en ‘CandidatusMycoplasma haemominutum’. Ondanks de blijvende aanwezigheid van de organismen in het bloed,reageerde de kat goed op antibioticatherapie met doxycycline, samen met een immunosuppressieve dosiscorticosteroïden.
Volledige tekst: 
pp 224-228
Casuïstiek(en)

81 (4) pp 216-223

Titel: 
Eosinophilic bronchopneumonia in a Cavalier King Charles spaniel
Auteur(s): 
S. OPDENAKKER, E. VAN DER VEKENS, M. JENNES, V. BAVEGEMS
Samenvatting: 
In deze casuïstiek wordt een hond met eosinofiele bronchopneumonie besproken. De hond werdop consultatie aangeboden op de Vakgroep Geneeskunde en Klinische Biologie van de KleineHuisdieren van de Faculteit Diergeneeskunde te Merelbeke, met de klacht van hoesten enbenauwdheid. Op basis van het signalement, de anamnese, het klinisch onderzoek, bloedonderzoeken radiografisch onderzoek werd een vermoedelijke diagnose van Pneumocystis carinii gesteld. Dehond werd behandeld met trimethoprim-sulfadiazine. Omdat er geen verbetering optrad, werd eenbronchoalveolaire lavage uitgevoerd en werd de serum IgG- en IgM- concentratie bepaald. Hetcytologisch onderzoek van de bronchoalveolaire lavage toonde zeer veel eosinofielen. Het IgG bleekbinnen de normaalwaarden te vallen en het IgM was sterk verhoogd. Hierdoor kon besloten wordendat de hond niet aan pneumocystosis leed en de definitieve diagnose van eosinofielebronchopneumonie werd gesteld. Prednisolone werd aan de therapie toegevoegd. De hond werd meteen therapie van trimethoprim-sulfadiazine en een prednisolone-afbouwschema naar huis gestuurd.Op controle, zes weken later, hoestte de hond nog maar af en toe en nog eens drie maanden later wasde patiënt hoestvrij.
Volledige tekst: 
pp 216-223
Casuïstiek(en)

81 (4) pp 211-215

Titel: 
Osteochondritis dissecans of the knee in a German shepherd dog
Auteur(s): 
M. FRANÇOIS, D. VAN VYNCKT, J. SAUNDERS, B. VAN RYSSEN
Samenvatting: 
Kreupelheid ten gevolge van orthopedische problemen in de achterhand komt frequent voor bijde hond. De belangrijkste oorzaak van manken bij jongvolwassen dieren van grote hondenrassenis heupdysplasie. Indien het probleem zich in de knie situeert, dan moet naast patellaluxatie envroege voorste kruisbandrupturen steeds aan osteochondritis dissecans gedacht worden. Aan dehand van een klinisch geval van osteochondritis dissecans bij een jonge Duitse herder worden dediagnostische bevindingen en de behandeling geïllustreerd.
Volledige tekst: 
pp 211-215
Casuïstiek(en)

81 (4) pp 205-210

Titel: 
The use of tylvalosin (Aivlosin®) in the successful elimination of swine dysentery on a farrow-to-finish herd
Auteur(s): 
P. VYT, L. VANDEPITTE, A. DEREU, M. ROOZEN
Samenvatting: 
Varkensdysenterie veroorzaakt ernstige economische verliezen op aangetaste bedrijven. De eliminatie vanhet oorzakelijk agens, Brachyspira hyodysenteriae, wordt problematisch als er resistentie is tegenover pleuromutilinen.In deze studie wordt het gebruik van tylvalosine (Aivlosin®) geëvalueerd voor de eliminatie vandysenterie op een gesloten bedrijf. Daarnaast worden de technische parameters en het antibioticumgebruikvergeleken vóór en na de eliminatie.Op een gemengd bedrijf met 200 zeugen en 1500 vleesvarkens met een chronisch dysenterieprobleemwas het geïsoleerde B. hyodysenteriae-isolaat resistent tegenover pleuromutilinen en gevoelig voor tylvalosine(minimum inhibitorische concentratie, MIC, 2 μg/ml). Naast een grondige knaagdierbestrijding en striktehygiëne werden de zeugen dagelijks gedurende vier weken behandeld met 4,25 mg/kg LG tylvalosine. Eénweek na aanvang van de behandeling werden de dieren gewassen en in een gereinigde stal gehuisvest. Biggengeboren uit de aldus behandelde en gewassen zeugen werden als niet-besmet beschouwd en gescheidengehouden van de oudere biggen en vleesvarkens. Via maandelijkse staalnamen van zeugen en vleesvarkenswerd het resultaat van het eliminatieprotocol opgevolgd.Na de behandeling werden geen klinische symptomen waargenomen bij de zeugen of bij de biggen geborenna de behandeling. De meststalen bleven negatief op PCR voor B. hyodysenteriae gedurende veertienmaanden na het einde van de behandeling en ook nadien werden geen klinische symptomen meer vastgesteld.De voederconversie verbeterde met 12%, de mortaliteit bij de vleesvarkens daalde met 37% en de medicatiekostvan antibiotica op het ganse bedrijf daalde met 71% .Uit de gegevens van deze studie kan besloten worden dat de eliminatie van dysenterie op gesloten bedrijvenmogelijk is door het gebruik van tylvalosine (Aivlosin®) in combinatie met een grondige knaagdierbestijdingen een goede hygiëne. Verder wordt in deze studie de grote invloed van dysenterie op de technischeparameters en de medicatiekost gedocumenteerd door de gegevens vóór en na het uitvoeren van heteliminatieprotocol te vergelijken. Veranderingen in het management kunnen echter eveneens deze parametersbeïnvloeden.
Volledige tekst: 
pp 205-210
Origine(e)l(e) artikel(en)

81 (4) pp 195-204

Titel: 
Monitoring of diabetic dogs
Auteur(s): 
A.WILLEMS, P. SMETS, I. VAN DE MAELE, S. VANDENABEELE, S. DAMINET
Samenvatting: 
Diabetes mellitus is één van de meest voorkomende endocriene aandoeningen bij de hond. De diagnosekan vrij eenvoudig gesteld worden, maar de behandeling en voornamelijk het toepassen van een gepasteopvolging vormen een uitdaging. Het goed monitoren is belangrijk om complicaties, zoals hypoglycemie,gewichtsverlies, diabetes ketoacidose en urineweginfecties, te vermijden. Er bestaan verschillende methodenom een diabetespatiënt op te volgen: anamnese en lichamelijk onderzoek, éénmalige glucosebepaling,glucosedagcurves, fructosaminebepaling, geglyceerd hemoglobine, continuë glucosemetingen en glucosurie.De kunst is om aan de hand van een combinatie van deze technieken een goed beeld te krijgen van deglycemische status van de patiënt.
Volledige tekst: 
pp 195-204
Overzichtsartikel(en)