2011 - 80 (2)

Volume 80 (2011), nr. 2

80 (1) pp 15-24

Titel: 
Geluidsproductie bij vogels
Auteur(s): 
C. CASTELEYN, J. SCHEERS, P. SIMOENS, W. VAN DEN BROECK
Samenvatting: 
Bij de geluidsproductie van vogels speelt de syrinx een essentiële rol. De belangrijkste syringeale structurenzijn de labia en de membrana tympaniformis lateralis die geluid produceren door te vibreren tijdens expiratie.Door de onafhankelijke innervatie van de linker- en rechterzijde van de syrinx bezit deze als het ware tweegeluidsbronnen, die ofwel gelijktijdig gebruikt worden, ofwel elk apart waarbij de ene kan fungeren alsgeluidsbron en de andere als luchtinlaat. De vogelzang wordt door een aantal hersencentra gegenereerd viaeen feilloze synchronisatie van de ademhaling en de spieren van de bovenste luchtwegen, de trachea en desyrinx. Hormonen spelen ook een rol door een seizoengebonden invloed uit te oefenen op de grootte van dezangcentra. Het verwerven van de zang gebeurt gefaseerd. In een eerste, sensorische, fase leert de juvenielevogel het soortspecifieke lied aan. In de daaropvolgende sensorimotorische fase perfectioneert de jonge vogelzijn lied via auditieve feedback.
Volledige tekst: 
pp 15-24
Thema

80 (2) pp 167-170

Volledige tekst: 
pp 167-170
Vraag en antwoord

80 (2) pp 161-166

Titel: 
Een update van colibacillose bij kippen
Auteur(s): 
D. PERSOONS, B. CALLENS, J. DEWULF, F. HAESEBROUCK
Samenvatting: 
Colibacillose is een infectieuze ziekte veroorzaakt door aviaire pathogene Escherichia coli (APEC). Het isnog altijd een van de hoofdoorzaken van grote economische verliezen in de pluimvee-industrie. APEC-stammenzouden ook urineweginfecties bij de mens veroorzaken, maar de literatuur hieromtrent is niet eenduidig.Het stijgende voorkomen van antimicrobiële resistentie zorgt voor groeiende problemen bij de behandelingvan de kippen en voor een toenemend risico voor de mens. De nadruk in de bestrijding van colibacillose moetdan ook liggen op de preventie van ziekte-insleep op het pluimveebedrijf met zo weinig mogelijk antibioticumgebruik.
Volledige tekst: 
pp 161-166
Permanente vorming

80 (2) pp 155-160

Titel: 
Handelwijze van de dierenarts en dierengedragstherapeut, geconfronteerd met een vermoedelijk problematische gezinssituatie bij een cliënt
Auteur(s): 
R. DE MEESTER, K. VAN HOEY
Samenvatting: 
Dierenartsen en andere dienstverleners, waaronder dierengedragstherapeuten worden somsgeconfronteerd met gezinssituaties waarbij bij hen het vermoeden zou kunnen ontstaan vandierenmishandeling of mishandeling van gezinsleden. In dit artikel wordt kort ingegaan op een recente studiedie het verband tussen beide heeft onderzocht en op de mogelijkheden die er in België zijn om hierop tereageren. Het wettelijke kader met betrekking tot het verlenen van hulp aan mensen in nood en de zwijgplichtwordt eveneens bekeken. Wanneer het uitsluitend gaat om dierenmishandeling is, afhankelijk van de diersoorten de omstandigheden, een melding via de provinciale controle-eenheden (PCE) van het federaal agentschapvoor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) of via de inspectiedienst van de federale overheidsdienst (FOD)volksgezondheid of via de lokale politie aangewezen. Wanneer er een vermoeden is van intra- of extrafamiliaalgeweld zijn er twee pistes. Men kan via de vertrouwensartsencentra werken, waarbij deze al dan niet beslissende gerechtelijke instanties te verwittigen, of rechtstreeks via de politie, waarbij het gerechtelijk apparaatsteeds in werking treedt. De handigste manier om een overzicht te krijgen van de sociale instanties die in eenbepaalde regio kunnen worden ingeschakeld, is via het internet, langs de zogenaamde sociale kaart van deregio (www.desocialekaart.be).
Volledige tekst: 
pp 155-160
Voor de praktijk

80 (2) pp 147-154

Titel: 
Beschrijving van een ongewoon grote uitbraak van zenuwstoornissen veroorzaakt door het equiene herpesvirus 1 (EHV1) in 2009 in België
Auteur(s): 
A. GRYSPEERDT, A. VANDEKERCKHOVE, J. VAN DOORSSELAERE, G. R. VAN DE WALLE, H. J. NAUWYNCK
Samenvatting: 
Zenuwstoornissen veroorzaakt door neuropathogene stammen van EHV1 worden met stijgende frequentiewaargenomen. In de paardenindustrie van de Verenigde Staten is bezorgdheid geuit omtrent het feit dat de prevalentievan de neurologische vorm van EHV1, evenals de morbiditeit en mortaliteit, aan het toenemen zijn. Uitbraken vandoor EHV1-geïnduceerde abortus worden in België jaarlijks waargenomen, maar uitbraken van equiene herpesmyelitis (EHM) zijn zeldzaam. In dit artikel wordt een ongewoon grote uitbraak van EHV1-geïnduceerde EHMbeschreven, waarbij tenminste 13 bedrijven betrokken waren. Zeven van hen werden in meer detail onderzocht enwerden in voorliggend onderzoek ingesloten. Er werd een morbiditeit gezien van 26%, met een EHM-incidentie van43% bij de aangetaste paarden. De uitbraak werd gekarakteriseerd door het snel optreden van ataxie en paralyseonmiddellijk na het verdwijnen van de koorts. EHV1 werd gediagnosticeerd door middel van virusisolatie en/ofseroconversie. Het geïsoleerde virus werd geclassificeerd als neuropathogeen en behorende tot groep 4 na sequeneringin de ORF30- en ORF68-regio respectievelijk.De omvang van deze uitbraak en het hoge percentage neurologische ziekte, samen met het feit dat EHM slechtssporadisch wordt gezien in België, kunnen erop wijzen dat de neurologische vorm van EHV1 ook in opmars is inBelgië.
Volledige tekst: 
pp 147-154
Origine(e)l(e) artikel(en)

80 (2) pp 137-146

Titel: 
Hyperadrenocorticisme bij de fret: een overzicht van de huidige kennis aan de hand van twee klinische cases
Auteur(s): 
L. GHYS, S. HERBELET, G. MEULEMANS, B. VAN GOETHEM, T. BOSMANS, A. VAN CAELENBERG, E. VAN DER VEKENS, I.D. KALMAR, K. HERMANS
Samenvatting: 
Hyperadrenocorticisme is een vaak voorkomende aandoening bij fretten van middelbare leeftijd. Deoorzaak is een neoplasie van de bijniercortex. Anders dan bij de hond en kat, is hyperadrenocorticisme bij defret altijd onafhankelijk van het adrenocorticotroop hormoon (ACTH). De bijniertumor kan chirurgischworden verwijderd, meestal met goede resultaten. Na de chirurgische behandeling is er een vermindering vande symptomen merkbaar na twee tot acht weken. De dieren zijn symptoomloos na vijf tot acht maanden. Delaatste jaren worden GnRH-agonisten gebruikt om de hormoonproductie af te remmen. Ze veroorzaken eersteen tijdelijke stijging en daarna een langdurige daling van de geslachtssteroïden door een desensitisatie vande GnRH-receptoren. Een desloreline-implantaat is een veelbelovend alternatief voor de behandeling vanhyperadrenocorticisme, zelfs in die mate dat het door sommige auteurs standaard wordt aanbevolen na elkecastratie en bij elke fret ouder dan vier jaar. Het is bovendien een uitstekend alternatief voor castratie.
Volledige tekst: 
pp 137-146
Casuïstiek(en)

80 (2) pp 129-136

Titel: 
Opzuivering en aanrijking van stamcellen uit het perifere bloed bij het paard met klinische toepassingen
Auteur(s): 
J.H. SPAAS, A. GAMBACURTA, M. POLETTINI, S. BROECKX, F. VAN HOECK, C. DE SCHAUWER, G.R. VAN DE WALLE, A. VAN SOOM
Samenvatting: 
Zowel in het kader van de wetenschap als voor praktische doeleinden kan perifeer bloed van het paard als bronvoor stamcellen (SCs) gebruikt worden. Een relatief laag volume perifeer bloed is voldoende om SCs op te zuiverenen aan te rijken. De identificatie van SCs kan uitgevoerd worden door de aanwezigheid (CD34, CD90, CD105 enCD117) of afwezigheid (CD14) van specifieke merkers op het celoppervlak die aangetoond worden aan de handvan een immunofluorescentiekleuring, gevolgd door fluorescence activated cell sorting (FACS) om de gewenstecelpopulatie te sorteren. Het volledige proces van SC-isolatie en aanrijking duurt gemiddeld drie dagen. Daarna kanhet aangerijkte SC-mengsel teruggezonden worden naar de patiënt. Twee interessante toepassingen van SCs uit hetperifeer bloed worden geïllustreerd. Het eerste geval handelt over een laesie in het middelste aspect van de musculusinterosseus medius bij een dertienjarige warmbloedmerrie. Het tweede geval gaat over bacteriële ulceratieve keratitisbij een twintigjarige warmbloedruin.
Volledige tekst: 
pp 129-136
Casuïstiek(en)

80 (2) pp 115-128

Titel: 
Endocriene verstoorders: werkingsmechanismen en gevolgen voor de vruchtbaarheid van de veestapel
Auteur(s): 
E.M.L. PETRO, J.L.M.R. LEROY, I.G.F. GOOVAERTS, W. DE COEN, P.E.J. BOLS
Samenvatting: 
De fertiliteit van hoogproductief melkvee is de afgelopen jaren wereldwijd aanzienlijk gedaald. In dezelfdeperiode is de aanwezigheid van chemicaliën in het milieu sterk toegenomen. Enkele van deze stoffen vertonenendocrien verstorende eigenschappen waardoor ze onder andere reproductiestoornissen kunnen veroorzaken.Deze ‘endocriene verstoorders’ (EVs) werden bijgevolg recentelijk aangebracht als een van de bijkomende mogelijkeoorzaken van het multifactorieel vruchtbaarheidsprobleem van hoogproductief melkvee.In dit artikel worden de aard en werking van EVs besproken en worden het onderzoek naar en de specifiekeeigenschappen van EVs geschetst. Vervolgens wordt ook de mogelijke link tussen de aanwezigheid vanEVs in het milieu en hun invloed op de vruchtbaarheid van nutsdieren besproken.
Volledige tekst: 
pp 115-128
Overzichtsartikel(en)

80 (2) pp 105-114

Titel: 
Nucleaire geneeskunde: onderzoek naar de nierfunctie bij kleine huisdieren
Auteur(s): 
E. VANDERMEULEN, C. DE SADELEER, A. DOBBELEIR, H. R. HAM, S.T. VERMEIRE, H. VAN BREE, G. SLEGERS, K.Y. PEREMANS
Samenvatting: 
Wanneer de nierfunctie bij dieren moet bepaald worden, wordt er gewoonlijk een bloedonderzoek uitgevoerd(voor de bepaling van de ureum- en serum/creatinineconcentratie). Het bloedonderzoek wordt vaak gecombineerdmet een urineonderzoek (voor de bepaling van het urinaire soortelijke gewicht, de urinaire eiwit/creatinineratio offractionele excretie). Morfologische informatie wordt verkregen via de gebruikelijke beeldvormingstechnieken, zoalsabdominale radiografie of echografie. Indien er echter meer specifieke informatie nodig is over de nierfunctie, kunnenrenale nucleaire merkers gebruikt worden. Afhankelijk van de gebruikte tracer bekomt men informatie over deglomerulaire filtratiesnelheid (GFR), de renale doorbloeding (ERPF) of de hoeveelheid functionele niermassa.Sommige van deze tracers geven bovendien zowel morfologische als functionele informatie. Sommige onderzoekenzijn gebaseerd op een techniek met bloedstalen (niet-beeldvormend), terwijl men bij andere onderzoeken gebruikmaakt van een gammacamera (beeldvormend). In dit overzichtsartikel worden de meest gebruikte merkers voornierfunctieonderzoek bij kleine huisdieren besproken.
Volledige tekst: 
pp 105-114
Overzichtsartikel(en)

80 (2) pp 95-104

Titel: 
Oftalmologische spoedgevallen bij hond en kat
Auteur(s): 
G. STORMS, D. VERDONCK
Samenvatting: 
Oftalmologische spoedgevallen bij hond en kat kunnen het gevolg zijn van trauma, zoals proptosis (eenplotse, voorwaartse verplaatsing van de oogbol), hyfema (de aanwezigheid van bloed in de voorste oogkamer),corneabeschadiging en veretsingen van de cornea. Daarnaast zijn er oogziekten die door hun agressieve ofsnelle verloop tot ernstige pijn, blindheid of verlies van het oog kunnen leiden. Tot deze groep behoren diepecornealetsels, uveïtis, glaucoom, lensluxatie en acute blindheid ten gevolge van sudden acquired retinaldegeneration, retinaloslating, optische neuritis en fluoroquinolone-intoxicatie. Vooraleer eventueel naar eenoftalmoloog doorverwezen wordt, kunnen de meeste oftalmologische spoedgevallen het beste eerstgestabiliseerd worden. Ieder spoedgeval moet een volledig oftalmologisch onderzoek ondergaan met eenevaluatie van de perioculaire structuren, de conjunctiva, de cornea, de voorste oogkamer, de lens, het vitreumen de fundus. De Schirmer tear test, kleuring met fluoresceïne en tonometrie zijn onontbeerlijk. In dit artikelworden de klinische symptomen, de diagnose, de behandeling en de prognose van enkele van de meestvoorkomende oftalmologische spoedgevallen besproken.
Volledige tekst: 
pp 95-104
Overzichtsartikel(en)

Pagina's