2011 - 80 (1)

Volume 80 (2011), nr. 1

80 (1) pp 75-78

Volledige tekst: 
pp 75-78
Vraag en antwoord

80 (1) pp 69-74

Titel: 
Hernia diafragmatica: een zeldzame oorzaak van voorste stenose bij het rund
Auteur(s): 
P. DE SCHUTTER, L. MAES, B. PARDON, P. DEPREZ
Samenvatting: 
Hernia diafragmatica is een zeldzame aandoening bij het rund en wordt gekenmerkt door een variabelklinisch beeld met hoofdzakelijk symptomen van voorste stenose. Aan de hand van vier gevallen bij het rundworden in dit artikel de oorzaken, de symptomen, de diagnose en de behandeling van deze aandoeningbesproken. Volgens de literatuur is het mogelijk de diagnose preoperatief te stellen en is een succesvollebehandeling mogelijk. Er wordt een vergelijking gemaakt van de bevindingen bij deze vier casuistieken en deliteratuur.
Volledige tekst: 
pp 69-74
Permanente vorming

80 (1) pp 61-68

Titel: 
Metabole botafwijkingen en hyperparathyroïdie bij een volwassen hond na consumptie van een slecht uitgebalanceerd huishouddie
Auteur(s): 
A. VERBRUGGHE, D. PAEPE, L. VERHAERT, J. SAUNDERS, J. FRITZ, G.P.J. JANSSENS, M. HESTA
Samenvatting: 
Een acht jaar oude, mannelijk intacte briard werd aangeboden met een niet-pijnlijke diffuse zwelling van de manibulaen maxilla. De tanden stonden los. De kaken voelden aan als rubber. Radiografisch onderzoek toonde een algemeneosteopenie. Ultrasonografie liet een prominente zwelling van de bijschildklieren zien. De plasma parathyroïdhormoonconcentratie was extreem hoog, de serum 25-hydroxy-vitamin D (25-OH Vit D) concentratie was laagen het serumgeïoniseerd calcium bleef binnen de referentiewaarden. Aangezien de hond ook reeds vele jaren een nietuitgebalanceerdhuishouddieet als voeder kreeg, werd de diagnose van rubber jaw, osteomalacie en secundaire hyperparathyroïdieten gevolge van een diëtair calcium- en vitamine D-tekort gesteld. Na vier maanden resulteerde decorrectie van het dieet in een klinische verbetering en een normalisatie van de plasma parathyroïd hormoonconcentratie.Hoewel de serum 25-OH Vit D-waarde reeds een duidelijke stijging vertoonde, werden de referentiewaardenniet bereikt. Dit kwam omdat de eigenaar het dieet van de patiënt na verloop van tijd veranderde.
Volledige tekst: 
pp 61-68
Casuïstiek(en)

80 (1) pp 55-60

Titel: 
Een ongewoon geval van leptospirose: acute dyspnee en icterus bij een twee maanden oud veulen
Auteur(s): 
B. Broux, I. Durie, S. Torfs, B. Wegge, R. Ducatelle, P. Deprez
Samenvatting: 
Een warmbloed merrieveulen van twee maanden oud werd aangeboden wegens sufheid en een pompendeademhaling. De belangrijkste afwijkingen bij klinisch onderzoek en bloedonderzoek waren icterus, dyspneeen nierinsufficientië. Het veulen werd geëuthanaseerd en op lijkschouwing werden uitgebreide nier- enleverletsels, in combinatie met alveolaire bloedingen gevonden. De diagnose van leptospirose werd bevestigddoor immunofluorescentie. In tegenstelling tot in de humane geneeskunde, denkt men bij respiratoiresymptomen bij paarden zelden aan leptospirose. Deze casus, samen met enkele voorbeelden uit de literatuur,toont aan dat de frequentie van respiratoire symptomen ten gevolge van alveolaire bloedingen na eenleptospireninfectie, mogelijk onderschat wordt. Het is noodzakelijk om, voornamelijk bij veulens, ookleptospirose in de differentiaaldiagnose van dyspnee op te nemen.
Volledige tekst: 
pp 55-60
Casuïstiek(en)

80 (1) pp 49-54

Titel: 
Erge aortaklepinsufficiëntie ten gevolge van endocarditis bij een paard
Auteur(s): 
T. AFONSO, T. VERHEYEN, V. SAEY, S. U. SYS, G. VAN LOON
Samenvatting: 
Een 4 jaar oude Belgische warmbloedmerrie werd aangeboden wegens koorts, inspanningsintolerantie,een luid diastolisch bijgeruis op het hart en een uitgesproken kloppende slag die over het hele lichaam tevoelen was. Deze pulsatie trad simultaan op met de hartslag. Door middel van echocardiografie werd eenvegetatief letsel ter hoogte van de aortakleppen vastgesteld met een erge klepinsufficiëntie en eenbijkomende massa ter hoogte van de sinus van Valsalva van de aorta. In de arteria carotis communis werdtijdens de diastole een omgekeerde flow gemeten. De drukpatronen in het linkerventrikel en de aortawezen op een recentelijk ontstaan probleem. De uitgesproken kloppende slag kon worden verklaard doorde erge aortaklepinsufficiëntie die aanleiding gaf tot een zogenaamde Watson’s waterhamerpols. Wegensde zeer slechte prognose werd besloten om geen behandeling in te stellen en het paard te laten inslapen.De endocarditis van de aortakleppen werd bevestigd bij autopsie.
Volledige tekst: 
pp 49-54
Casuïstiek(en)

80 (1) pp 38-48

Titel: 
Glomerulopathie als complicatie van monocytaire ehrlichiose bij een hond
Auteur(s): 
L. DESMET, D. PAEPE, F. DE KEYSER, S. DAMINET
Samenvatting: 
In deze casuïstiek wordt een geval van chronische monocytaire ehrlichiose bij een hond beschreven dieafkomstig was uit Spanje. De patiënt werd aangeboden met de klacht van chronische, unilaterale epistaxis. Dehematologische en biochemische afwijkingen anemie, trombocytopenie, neutropenie, lymfocytose, hyperproteïnemie,hypoalbuminemie en hypergammaglobulinemie, samen met de anamnese, waren suggestief vooreen infectie met Ehrlichia canis. Hoewel gammopathie ten gevolge van ehrlichiose gewoonlijk polyclonaal vanaard is, bracht eiwitelektroforese een monoclonale gammopathie aan het licht. Serologische E.canis-titerswaren sterk positief. De hond werd gedurende acht weken behandeld met doxycycline. Dit leidde tot hetverdwijnen van de klinische symptomen en de afwijkingen op bloedonderzoek, met uitzondering van eenpersisterende hyperproteïnemie. Een jaar na de diagnose werd proteïnurie vastgesteld. Deze was vermoedelijkte wijten aan glomerulaire schade ten gevolge van chronische ehrlichiose. De combinatie van een behandelingmet doxycycline, een ACE-inhibitor, acetylsalicylzuur en een eiwitverlagend dieet leidde tot een significantedaling van de proteïnurie.
Volledige tekst: 
pp 38-48
Casuïstiek(en)

80 (1) pp 31-37

Titel: 
Het inschatten van energiereserves onder de vorm van vet bij hoogproductieve melkkoeien
Auteur(s): 
M. VAN EETVELDE, S. DE SMET, G. OPSOMER
Samenvatting: 
In dit onderzoek werd nagegaan in welke mate de subcutane en intra-abdominale vetdepots bij melkkoeienmet elkaar gecorreleerd zijn en op welke manier deze vetdepots bij het levende dier kunnen worden geschat.Bij 74 melkkoeien werd net vóór het slachten de hoeveelheid vet opgeslagen ter hoogte van de subcutisgemeten. Daarvoor werden 3 verschillende meetmethoden gebruikt, namelijk het bepalen van delichaamsconditiescore (body condition score of BCS), het echografisch meten van de rugvetdikte en het metenvan de bio-elektrische impedantie (bioelectrical impedance analysis of BIA) ter hoogte van de rug van het dier.Na het slachten werd de hoeveelheid vet opgeslagen in het omentum bepaald aan de hand van een zelfontworpen omentumscore op een vijfpuntenschaal. Uit de resultaten blijkt dat er een goede correlatie bestaattussen de verschillende technieken die gebruikt werden om de hoeveelheid subcutaan vet te meten. Vooral decorrelatie tussen de BCS en de echografische rugvetdiktemeting was hoog (r=0,71; p<0,001), terwijl er eenlagere doch eveneens significante correlatie werd gevonden tussen de BIA en de BCS (r=0,39; p<0,01) en deBIA en de echografische rugvetdiktemeting (r=0,57; p<0,001). Opmerkelijk is dat er geen correlatie werdgevonden tussen de hoeveelheid vet opgeslagen in de subcutis en de hoeveelheid vet opgeslagen in het omentum(correlatie omentumscore-echografische rugvetdiktemeting: r=0,10; p=0,39; correlatie omentumscore-BCS:r=0,20; p=0,08). Ook de resultaten bekomen aan de hand van bio-elektrische impedantie waren nietgecorreleerd met de omentale vetheidscore (r=0,10; p=0,40), wat echter zou kunnen verkaard worden door deplaatsing van de BIA- elektroden op de rug van het dier. Concluderend kan wel gesteld worden dat wat‘vetheid’ betreft, er melkkoeien zijn die, naargelang het lactatiestadium, uitwendig als ideaal wordenbeoordeeld, terwijl zij inwendig sterk vervet kunnen zijn. Veehouders en dierenartsen dienen zich hiervanbewust te zijn aangezien deze dieren een sterk verhoogd risico kunnen lopen op gezondheidsproblemen na hetafkalven. Daarnaast is er meer wetenschappelijk onderzoek nodig om een techniek te ontwikkelen waarmeeook de inwendige vetopslag bij melkkoeien op een accurate manier kan worden bepaald.
Volledige tekst: 
pp 31-37
Origine(e)l(e) artikel(en)

80 (1) pp 25-30

Titel: 
Polyartritis bij zuigende biggen voorkomen, etiologie, behandeling en preventie
Auteur(s): 
L. PLUYM, F. BOYEN, P. DEPREZ, A. DE KRUIF, D. MAES
Samenvatting: 
Polyartritis bij zuigende biggen komt frequent voor en is meestal van bacteriële aard. Infectiesmet streptokokken, stafylokokken, Escherichia coli, Actinobacillus suis, Arcanobacterium pyogenes,Streptococcus suis, Haemophilus parasuis en Mycoplasma hyorhinis zijn de voornaamste kiemenwaarmee rekening dient gehouden te worden. Naast infectieuze agentia kunnen ook niet-infectieuzefactoren, zoals een onaangepast stalklimaat, overbezetting en trauma door ruwe vloeren, het knippenvan tandjes en het couperen van staartjes een rol spelen. Een etiologische diagnose kan alleen gesteldworden wanneer dieren voor autopsie en verder onderzoek worden aangeboden of wanneer sterielverzamelde stalen gewrichtsvocht worden ingestuurd. Bij een bacteriële oorzaak wordt het besteeen antibiogram aangevraagd. Het is evenwel niet alleen van belang een aangepaste en tevensverantwoorde antibioticumtherapie in te stellen, ook de mogelijke risicofactoren die bij artritis eenrol spelen, dienen te worden aangepakt.
Volledige tekst: 
pp 25-30
Overzichtsartikel(en)

80 (1) pp 3-14

Titel: 
Respiratie bij vogels: een functioneel-anatomische benadering
Auteur(s): 
C. CASTELEYN, J. SCHEERS, P. SIMOENS, W. VAN DEN BROECK
Samenvatting: 
Het mechanisme van de respiratie bij vogels is nog steeds onderhevig aan heel wat controverse. Het isfundamenteel verschillend van de ademhaling bij zoogdieren. Hoewel bij vogels de lucht zowel tijdens de inalsexpiratie in eenzelfde caudocraniale richting door de tertiaire bronchiën en luchtcapillairen stroomt, is ernog geen eensgezindheid omtrent de luchtstroom in het gehele ademhalingsstelsel. Verschillendestroompatronen voor de in- en expiratie zijn de vorige eeuw naar voor geschoven. Bovendien werden errecentelijk ook verschillende anatomische structuren en aërodynamische processen beschreven die eenverklaring trachten te bieden voor de vooropgestelde ademhalingsmechanismen. In dit artikel wordt eenoverzicht gegeven van de anatomie van het aviaire ademhalingsstelsel en de hypothesen over de fysiologie vande ademhaling bij vogels.
Volledige tekst: 
pp 3-14
Thema