2013 - 82 (1)

Volume 82 (2013), nr.1

82 (1) pp 51-55

Volledige tekst: 
pp 51-55
Vraag en antwoord

82 (1) pp 44-50

Titel: 
“Pituitary pars intermedia dysfunction” bij het paard: belangrijke aandachtspunten en recente ontwikkelingen
Auteur(s): 
B. BROUX, L. LEFÈRE, G. VAN LOON
Samenvatting: 
“Pituitary pars intermedia dysfunction” (PPID), vroeger vooral bekend onder de naam“Cushing’s disease”, is een veel voorkomende aandoening bij oudere paarden. Omdat het aantaloudere paarden de laatste decennia stijgt, wordt ook PPID steeds vaker gediagnosticeerd. Recentonderzoek heeft geleid tot nieuwe inzichten in het ontstaan van de ziekte en een verbetering vandiagnostische testen en behandelingsmogelijkheden. Dit artikel beschrijft de pathofysiologie en deklinische symptomen, evenals de recentste ontwikkelingen betreffende de diagnose en behandelingvan PPID.
Volledige tekst: 
pp 44-50
Permanente vorming

82 (1) pp 38-43

Titel: 
International breeder inquiry into the reproduction of the English bulldog
Auteur(s): 
E. WYDOOGHE, E. BERGHMANS, T. RIJSSELAERE, A. VAN SOOM
Samenvatting: 
Dystokie is een probleem bij alle hondenrassen, maar bij de Engelse buldog is het risico hoger omwillevan zijn bijzondere conformatie en specifi eke problemen zoals waterpups. In deze studie werd de frequentievan abnormale pups en voortplantingsproblemen onderzocht bij de Engelse buldog met behulp van eenenquête bij 39 teven. Bij 74,4% van deze teven werd kunstmatige inseminatie uitgevoerd. Bij 25,8% vande teven werden ademhalingsproblemen en anorexia waargenomen aan het eind van de dracht. De drachtduurde gemiddeld slechts 58,7 dagen vanaf de eerste dekking. In 94,8% van de bevallingen werd eenkeizersnede uitgevoerd, spontane geboorte kwam slechts bij 5,2% voor. De gemiddelde nestgrootte indeze studie was zes pups. Dertien percent van de pups werd dood geboren, 8,2% van de levende pups hadeen afwijking waarbij palatoschisis (38,8%) en waterpups (27,7%) het meeste voorkwamen. Tien percentvan de pups stierf vóór de speenleeftijd.
Volledige tekst: 
pp 38-43
Voor de praktijk

82 (1) pp 31-37

Titel: 
Acute hemorrhagic syndrome by bracken poisoning in cattle in Belgium
Auteur(s): 
E. PLESSERS, B. PARDON, P. DEPREZ, P. DE BACKER, S. CROUBELS
Samenvatting: 
In augustus 2007 vertoonden twee Belgisch witblauwe koeien na drie maanden weidegang hoge koorts(41,4°C), epistaxis, melena, bloedingen ter hoogte van de huid, een stijve gang en rode letsels op de uier.Het bloedonderzoek toonde ernstige pancytopenie aan en blauwtongvirus serotype 8 werd aangetoondvia PCR. Ondanks een bloedtransfusie en een ondersteunende behandeling stierven beide dierenbinnen de zes dagen na aanvang van de symptomen. Op autopsie werd een uitgesproken beeld van eenbloedstollingsstoornis aangetoond. Bij inspectie van de weide één week later konden veel jonge bladerenvan adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) worden waargenomen. De stijve gang en de rode letsels op deuier waren sterk indicatief voor blauwtongvirusinfectie, terwijl de andere symptomen overeenkwamenmet een acute adelaarsvarenintoxicatie (acuut hemorragisch syndroom). Dit voorval toont aan dat het ookin België, waar de densiteit van adelaarsvarens over het algemeen relatief laag is, van belang is om weidengrondig te inspecteren op de aanwezigheid van jonge adelaarsvarens.
Volledige tekst: 
pp 31-37
Casuïstiek(en)

82 (1) pp 23-30

Titel: 
Assessing heterogeneity of the composition of mare’s milk in Flanders
Auteur(s): 
L. NAERT, B. VANDE VYVERE, G. VERHOEVEN, L. DUCHATEAU, S. DE SMET, F. COOPMAN
Samenvatting: 
In deze studie werd de invloed van het bedrijf, het seizoen en de gezondheid van de dieren op desamenstelling van consumptiemelk afkomstig van merries beoordeeld. Ook de fl uctuaties in de tijdwerden bekeken. Uit de resultaten blijkt dat er op een gegeven tijdstip een signifi cante variatie (p <0,0001) bestaat in vet, vetzuren, eiwit, lactoferrine, lysozyme, lactose en ureum tussen bedrijvenonderling. Op bedrijfsniveau werden er grote signifi cante fl uctuaties in de tijd vastgesteld voor de meestemelkcomponenten (p < 0,01 tot 0,0001). De fl uctuaties tussen de verschillende bedrijven waren beduidendkleiner dan die binnen de bedrijven. Er kan besloten worden dat de samenstelling van paardenmelk weinighomogeen is, zowel tussen de bedrijven op een vast tijdstip als binnen de bedrijven in de loop van het jaar.Er zijn signifi cante aanwijzingen dat seizoen, voeding, uiergezondheid en het niveau van wormbesmettingde samenstelling van deze melk kunnen beïnvloeden.
Volledige tekst: 
pp 23-30
Origine(e)l(e) artikel(en)

82 (1) pp 17-22

Titel: 
De monitoring van maagdarmworm- en leverbotinfecties op Belgische melkveebedrijven met tankmelk ELISA’s: maken we vooruitgang in parasietencontrole?
Auteur(s): 
J. CHARLIER, T. MEYNS, K. SOENEN, J. VERCRUYSSE
Samenvatting: 
Infecties met maagdarmnematoden en leverbot (Fasciola hepatica) zijn een belangrijke oorzaakvan verminderde productiviteit bij herkauwers. In dit artikel worden de resultaten samengevat van eenmonitoringcampagne van helminthinfecties op Belgische melkveebedrijven. In het najaar van 2009 toten met 2011 werden tankmelkstalen verzameld en onderzocht aan de hand van antistof-ELISA’s voorhet bepalen van de mate van blootstelling van de melkveebedrijven aan maagdarmwormen en leverbot.Het aantal deelnemende bedrijven in de campagne steeg van 1216 in 2009 tot 1731 in 2011. Het aantalbedrijven met een hoge mate van blootstelling aan maagdarmwormen vertoonde een signifi cante variatietussen de jaren en bedroeg 67%, 70% en 63% in de drie opeenvolgende jaren. Het aantal bedrijven meteen hoge mate van blootstelling aan F. hepatica bleef stabiel rond 30%. Er waren aanzienlijke regionaleverschillen in de resultaten. De mate van blootstelling aan maagdarmwormen vertoonde een duidelijketoename van het noorden naar het zuiden van het land. De distributie van F. hepatica was geconcentreerdin de provincie West-Vlaanderen, het zuidelijke gedeelte van Oost-Vlaanderen, Henegouwen en hetnoordelijke gedeelte van Luxemburg. Wanneer de resultaten van deze campagne vergeleken worden metde resultaten van soortgelijke enquêtes in de omliggende landen, kan besloten worden dat de Belgischemelkveebedrijven een hoge mate van blootstelling aan maagdarmwormen vertonen. Als men deze matevan blootstelling wilt verlagen, moeten waarschijnlijk aanpassingen in het weidebeheer doorgevoerdworden en meer gebruik gemaakt worden van preventieve ontwormingsschema’s.
Volledige tekst: 
pp 17-22
Origine(e)l(e) artikel(en)

82 (1) pp 11-16

Titel: 
Idiopathic hypercalcemia in a Persian cat
Auteur(s): 
E. STOCK, D. PAEPE, L. VERHAERT, I. VAN DE MAELE, S. DAMINET
Samenvatting: 
In deze casuïstiek wordt een kat met idiopathische hypercalcemie beschreven. Een mannelijke,gecastreerde Perzische kat van zeven jaar werd aangeboden omwille van partiële anorexie die reedsdrie jaar aanwezig was. Op het bloedonderzoek werd een matige hypercalcemie in combinatiemet hypofosfatemie gezien. Door middel van uitgebreide diagnostiek werd vastgesteld dat de kat‘polycystic kidney disease’ en chronische nierziekte (IRIS fase 2) had. De nierziekte lag echter nietaan de basis van de hypercalcemie gezien de concentratie parathyroïd hormoon normaal was ende kat hypofosfatemie en een gestegen geïoniseerde calciumconcentratie vertoonde. De diagnosevan idiopathische hypercalcemie werd gesteld. De symptomen verdwenen en de calciumspiegelnormaliseerde na behandeling met glucocorticoïden.
Volledige tekst: 
pp 11-16
Thema

82 (1) pp 3-10

Titel: 
Clinical approach of feline hypercalcemia
Auteur(s): 
E. STOCK, D. PAEPE, S. DAMINET
Samenvatting: 
Een verhoogde concentratie van totaal calcium is een onderkende afwijking op het bloedonderzoekvan de kat. De belangrijkste oorzaken van hypercalcemie bij de kat zijn neoplasie, chronischenierziekte en idiopathische hypercalcemie. Het diagnostisch onderzoek van een kat met persisterendehypercalcemie omvat verschillende stappen: een uitgebreid lichamelijk onderzoek, testen opfeliene leukemievirus en feliene immunodefi ciëntievirus, een volledig bloed- en urineonderzoek, hetbepalen van geïoniseerd calcium, radiografi eën van de thorax (en het abdomen), een echografi e vanhet abdomen en de hals en de bepaling van het parathyroïd hormoon en ‘parathyroid hormonerelatedprotein’. Een logische en specifi eke aanpak is nodig om tot een juiste diagnose te komen. Debehandeling richt zich vooral op de onderliggende oorzaak.
Volledige tekst: 
pp 03-10
Thema