88 (6) pp 342
Een kort overzicht wordt gegeven van een vrijwel vergeten gebruik van dieren door de mens: het aandrijven van machines. Paarden, en in zuidelijkere landen vooral ezels en muildieren, werden ingezet om zware tuigen, zoals waterhoosmolens, dorsmachines en graanmaalmolens, aan te drijven. Men noemde ze meestal rosmolens. In de eerste decennia van de industriële revolutie werden ‘rossen’ ook ingezet om spinmolens te laten draaien in de nieuwe textielfabrieken. Na hun verdwijnen hielden we in diverse talen de benaming van de eenheid van kracht (drijfkracht) over: paardenkracht (pk), in het Engels horse power (hp).Ongetwijfeld veel talrijker waren de kleinere tuigen die door honden werden aangedreven. Ze liepen in verticaal opgestelde tredmolens. ‘Boterhonden’ namen in de grotere boerderijen het zware werk van het melk karnen over van boerinnen en hun meiden. ‘Smidsehonden’ dreven blaasbalgen aan. Nog andere honden werden ingezet om meer gespecialiseerde werktuigen in gang te zetten en draaiende te houden.