83(6) pg 284-292

Titel: 
Heeft de uitwendige gehoorgang van walvisachtigen nog enige functie?
Auteur(s): 
S. DE VREESE, M. DOOM, J. HAELTERS, P. CORNILLIE
Samenvatting: 

Alle walvisachtigen stammen af van landzoogdieren, waardoor het gehoorapparaat van beidein essentie uit dezelfde anatomische structuren bestaat. Zo beschikken walvissen ook over eenbuiten-, een midden- en een binnenoor. Deze onderdelen vertonen echter sterke evolutionaireaanpassingen aan het horen onder water. Daarenboven hebben bijkomende morfologische elementen,zoals het akoestisch vet en de onderkaaktakken, evolutionair een akoestische functieverworven in het geleiden van het geluid richting trommelholte. De oorspronkelijke functie vanandere structuren, zoals de uitwendige gehoorgang, wordt daarom in vraag gesteld. Hoe hetgehoorapparaat van walvisachtigen functioneert, is nog niet volledig bekend. Die inzichten zijnechter wel cruciaal. Een goede kennis van de werking kan immers helpen om de impact vanantropogene geluidsvervuiling in te schatten. Hoogenergetisch onderwatergeluid kan leiden totfysieke schade en gehoorverlies, fysiologische stress, gedragsveranderingen, communicatievestoornissen en meer. In deze studie worden aan de hand van histologische dwarsdoorsneden,de gehoorgang van een witsnuitdolfijn (Lagenorhynchus albirostris) en een dwergvinvis (Balaenopteraacutorostrata) vergeleken en onderzocht. Deze gehoorgangen lijken rudimentair, meteen klein tot afwezig lumen. Echter, de goede doorbloeding, grote spierbundels, actieve klierenen duidelijke bezenuwing kunnen bij beide onderzochte soorten duiden op enige functionaliteitvan het uitwendige oor. Bovendien zijn structuurtjes aanwezig die morfologische gelijkenis vertonenmet corpusculi lamellosi, i. e. lichaampjes van Vater-Pacini. De functie van deze potentiëlemechanoreceptoren is niet bekend, al zouden ze een rol kunnen spelen in de waarneming vandrukveranderingen bij het duiken.

Volledige tekst: 
pp 284-293
Overzichtsartikel(en)