79 (2) 109-116
Het hepatitis E-virus (HEV) is een opduikend pathogeen dat behoort tot een nieuwe familie van RNAvirussen,de Hepeviridae. Deze familie bestaat momenteel uit 4 erkende genotypes waarvan sommige nietalleen mensen maar ook dieren kunnen infecteren. Genotype 1 en 2 worden tot op heden enkel bij mensenaangetroffen en dit hoofdzakelijk in ontwikkelingslanden. Ze liggen aan de oorsprong van een aantal groteuitbraken en epidemieën in het verleden en worden voornamelijk overgedragen door fecaal besmetdrinkwater. Genotype 3 en 4 daarentegen kunnen naast mensen ook varkens en andere diersoorten infecterenen zijn verant woordelijk voor geïsoleerde uitbraken van hepatitis E in zowel ontwikkelingslanden alsgeïndustrialiseerde landen. Hepatitis E-infecties kunnen subklinisch voorkomen maar kunnen zich ook in devorm van zeldzame acute uitbraken voordoen. Daarbij kan het sterftecijfer bij zwangere vrouwen oplopentot meer dan 20% voor zowel moeder als kind. Over het aantal menselijke HEV-infecties in België zijn er totop heden geen gegevens beschikbaar. In Nederland worden er de laatste jaren ongeveer 10 autochtone HEVinfectiesper jaar gediagnosticeerd terwijl er in Frankrijk een opvallende stijging van het aantal HEV-infectieswaargenomen wordt. De recente identificatie en karakterisering van HEV-stammen uit varkens, vogels enandere diersoorten en het aantonen van serologische kruisreacties van deze antigenisch verwante HEVstammenmet het HEV van de mens deden vermoeden dat hepatitis E een zoönose is. Door de hoge prevalentievan HEV bij varkens werd het varken verdacht een mogelijk reservoir te zijn voor HEV-infecties bij de mens.Stalen van dierlijke oorsprong werden tot op heden nog niet in een Belgisch labo onderzocht met als gevolgdat epidemiologische gegevens over de prevalentie van HEV in de Belgische varkensbedrijven op dit momentonbestaande zijn. In Nederland toonde een epidemiologische studie aan dat bij 55% van de onderzochtebedrijven HEV-RNA aanwezig was in meststalen, resultaten die ook in andere Europese landen bevestigdwerden.Maar het varken blijkt niet de enige reservoir te zijn en bijkomend onderzoek is nodig om anderepotentiële reservoirs voor HEV te identificeren. Met de huidige kennis over hepatitis E-infecties volstaat eenaantal preventieve maatregelen om het risico op een zoönotische overdracht door besmet voedsel maximaalte beperken. Gezien echter tot op heden niet alle mogelijke bronnen van HEV-infectie met genotype 3 en 4bekend zijn, is waakzaamheid geboden, vooral in het geval van zwangerschap.