Casuïstiek(en)

Nederlands

80 (1) pp 38-48

Titel: 
Glomerulopathie als complicatie van monocytaire ehrlichiose bij een hond
Auteur(s): 
L. DESMET, D. PAEPE, F. DE KEYSER, S. DAMINET
Samenvatting: 
In deze casuïstiek wordt een geval van chronische monocytaire ehrlichiose bij een hond beschreven dieafkomstig was uit Spanje. De patiënt werd aangeboden met de klacht van chronische, unilaterale epistaxis. Dehematologische en biochemische afwijkingen anemie, trombocytopenie, neutropenie, lymfocytose, hyperproteïnemie,hypoalbuminemie en hypergammaglobulinemie, samen met de anamnese, waren suggestief vooreen infectie met Ehrlichia canis. Hoewel gammopathie ten gevolge van ehrlichiose gewoonlijk polyclonaal vanaard is, bracht eiwitelektroforese een monoclonale gammopathie aan het licht. Serologische E.canis-titerswaren sterk positief. De hond werd gedurende acht weken behandeld met doxycycline. Dit leidde tot hetverdwijnen van de klinische symptomen en de afwijkingen op bloedonderzoek, met uitzondering van eenpersisterende hyperproteïnemie. Een jaar na de diagnose werd proteïnurie vastgesteld. Deze was vermoedelijkte wijten aan glomerulaire schade ten gevolge van chronische ehrlichiose. De combinatie van een behandelingmet doxycycline, een ACE-inhibitor, acetylsalicylzuur en een eiwitverlagend dieet leidde tot een significantedaling van de proteïnurie.
Volledige tekst: 
pp 38-48
Casuïstiek(en)

80 (2) pp 137-146

Titel: 
Hyperadrenocorticisme bij de fret: een overzicht van de huidige kennis aan de hand van twee klinische cases
Auteur(s): 
L. GHYS, S. HERBELET, G. MEULEMANS, B. VAN GOETHEM, T. BOSMANS, A. VAN CAELENBERG, E. VAN DER VEKENS, I.D. KALMAR, K. HERMANS
Samenvatting: 
Hyperadrenocorticisme is een vaak voorkomende aandoening bij fretten van middelbare leeftijd. Deoorzaak is een neoplasie van de bijniercortex. Anders dan bij de hond en kat, is hyperadrenocorticisme bij defret altijd onafhankelijk van het adrenocorticotroop hormoon (ACTH). De bijniertumor kan chirurgischworden verwijderd, meestal met goede resultaten. Na de chirurgische behandeling is er een vermindering vande symptomen merkbaar na twee tot acht weken. De dieren zijn symptoomloos na vijf tot acht maanden. Delaatste jaren worden GnRH-agonisten gebruikt om de hormoonproductie af te remmen. Ze veroorzaken eersteen tijdelijke stijging en daarna een langdurige daling van de geslachtssteroïden door een desensitisatie vande GnRH-receptoren. Een desloreline-implantaat is een veelbelovend alternatief voor de behandeling vanhyperadrenocorticisme, zelfs in die mate dat het door sommige auteurs standaard wordt aanbevolen na elkecastratie en bij elke fret ouder dan vier jaar. Het is bovendien een uitstekend alternatief voor castratie.
Volledige tekst: 
pp 137-146
Casuïstiek(en)

80 (2) pp 129-136

Titel: 
Opzuivering en aanrijking van stamcellen uit het perifere bloed bij het paard met klinische toepassingen
Auteur(s): 
J.H. SPAAS, A. GAMBACURTA, M. POLETTINI, S. BROECKX, F. VAN HOECK, C. DE SCHAUWER, G.R. VAN DE WALLE, A. VAN SOOM
Samenvatting: 
Zowel in het kader van de wetenschap als voor praktische doeleinden kan perifeer bloed van het paard als bronvoor stamcellen (SCs) gebruikt worden. Een relatief laag volume perifeer bloed is voldoende om SCs op te zuiverenen aan te rijken. De identificatie van SCs kan uitgevoerd worden door de aanwezigheid (CD34, CD90, CD105 enCD117) of afwezigheid (CD14) van specifieke merkers op het celoppervlak die aangetoond worden aan de handvan een immunofluorescentiekleuring, gevolgd door fluorescence activated cell sorting (FACS) om de gewenstecelpopulatie te sorteren. Het volledige proces van SC-isolatie en aanrijking duurt gemiddeld drie dagen. Daarna kanhet aangerijkte SC-mengsel teruggezonden worden naar de patiënt. Twee interessante toepassingen van SCs uit hetperifeer bloed worden geïllustreerd. Het eerste geval handelt over een laesie in het middelste aspect van de musculusinterosseus medius bij een dertienjarige warmbloedmerrie. Het tweede geval gaat over bacteriële ulceratieve keratitisbij een twintigjarige warmbloedruin.
Volledige tekst: 
pp 129-136
Casuïstiek(en)

80 (3) pp 233-239

Titel: 
Faryngeale sialocele bij een hond
Auteur(s): 
A. DIETENS, I. SPANOGHE, D. PAEPE, E. VAN DER VEKENS, G. VERCAUTEREN, T. BOSMANS, H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
Een faryngeale sialocele werd gediagnosticeerd bij een zeven jaar oude mannelijke Irish softcoatedwheaten terriër. De diagnose werd gesteld aan de hand van de anamnese, het klinisch onderzoek, paracenteseen histopathologie. Een onderliggende oorzaak werd niet geïdentificeerd. De behandeling bestond uit hetchirurgisch verwijderen van de mandibulaire en sublinguale speekselklier van de aangetaste zijde en deresectie van de mediale wand van de faryngeale sialocele. Er werden geen complicaties noch recidievenwaargenomen tot tien maanden na de behandeling.
Volledige tekst: 
pp 233-239
Casuïstiek(en)

80 (4) pp 296-304

Titel: 
Primaire idiopathische epilepsie bij de hond: praktische aanpak en een update van de behandeling
Auteur(s): 
V. MARTLÉ, S. BHATTI, L. VAN HAM
Samenvatting: 
Primaire idiopathische epilepsie is een frequent voorkomende neurologische aandoening bij de hond. Dediagnose wordt gesteld door alle andere oorzaken van epilepsie uit te sluiten. Bij een groot deel van de hondenkunnen de aanvallen voldoende onder controle gehouden worden met standaardanti-epileptica, zoalsfenobarbital en/of kaliumbromide. Voor honden met refractaire epilepsie zijn er een aantal recente humaneanti-epileptica voorhanden die kunnen worden toegevoegd aan de standaardbehandeling. De anti-epileptischewerking van deze recentere producten bij de hond is gebaseerd op kortetermijnstudies met een klein aantalhonden. Uitgebreidere langetermijnstudies zijn nodig vooraleer definitieve besluiten kunnen getrokkenworden. Alternatieve behandelingen, zoals nervus vagusstimulatie en de chirurgische verwijdering van deepileptogene focus, zijn mogelijke opties voor de toekomst.
Volledige tekst: 
pp 296-304
Casuïstiek(en)

80 (4) pp 287-295

Titel: 
Cutaan mastocytoom bij een jack russell terriër behandeld met neoadjuvante corticosteroïden gevolgd door een radicale chirurgische excisie
Auteur(s): 
P.A. DE WISPELAERE, A. RUBIO GUZMAN, D. PAEPE, K. PIRON, H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
Een 14-jarige, vrouwelijke, gecastreerde jack russell terriër werd aangeboden met een subcutaneverplaatsbare massa op de rechterbil die jarenlang beschouwd werd als lipoom. Na een mastectomie werdenechter op histopathologisch onderzoek talrijke mastcellen aangetroffen in de inguinale lymfeknoop. Er werdenfijne-naald-aspiraten van de massa op de bil genomen. Daaruit bleek dat de massa geen lipoom maar eenmastocytoom was. Na stagering bestond de behandeling uit een neoadjuvant prednisolonetherapie, gevolgddoor een radicale chirurgische excisie van de massa. Het huiddefect werd gesloten met een transpositieflap.Histopathologie en immunohistochemie duidden op een graad II-mastocytoom zonder prognostisch negatieveindicatoren. Het postoperatief herstel verliep vlot en 347 dagen na de behandeling waren er geen aanwijzingenvoor recidief.
Volledige tekst: 
pp 287-295
Casuïstiek(en)

80 (4) pp 281-286

Titel: 
Overgangscelcarcinoom vermoedelijk uitgaande van de ureter, met uitgebreide metastasering bij twee paarden
Auteur(s): 
S. MAES, D. DE CLERCQ, V. SAEY, S. TORFS, G. VERCAUTEREN, A. MARTENS, G. VAN LOON, P. DEPREZ, R. DUCATELLE
Samenvatting: 
In dit artikel worden twee gevallen beschreven van overgangscelcarcinomen vermoedelijk uitgaande van deureter, met metastasen via de regionale lymfevaten en met longmetastasen. In één geval waren er ook levermetastasen.Het klinisch onderzoek komt uitgebreid aan bod, met een bespreking van onder andere het bloedonderzoek, rectaalonderzoek, de echografie en de cytologie van buikvocht. In één van de twee gevallen worden eveneens heturineonderzoek, de radiografie en transrectale bioptname besproken en wordt een maligne abdominaal procesgediagnosticeerd. Daarna wordt het pathologisch onderzoek beschreven en verduidelijkt met illustraties.
Volledige tekst: 
pp 281-286
Casuïstiek(en)

80 (5) pp 351-354

Titel: 
Thermische onthoorning en oormerken als atypische intredeplaatsen van Clostridium tetani bij herkauwers
Auteur(s): 
B. VALGAEREN, P. DE SCHUTTER, B. PARDON, V. EECKHAUT, F. BOYEN, F. VAN IMMERSEEL, P. DEPREZ
Samenvatting: 
In dit artikel worden twee infecties met Clostridium tetani beschreven. Een eerste uitbraak ontstond na het onthoornenvan kalveren, de tweede infectie na het oormerken van een geit. In de eerste casus vertoonden drie jongeholstein-friesiankalveren veralgemeende stijfheid, een trismus en tympanie twee weken na het onthoornen. De wondenna de thermische onthoorning werden geïdentificeerd als de infectieplaatsen van Clostridium tetani door middelvan bacteriële cultuur en PCR. De tweede casus betrof een mannelijke gecastreerde geit van drie jaar oud metveralgemeende stijfheid. Een week vóór het begin van de symptomen werden oormerken geplaatst. C. tetani kongeïsoleerd worden uit de etter verkleefd aan het oormerk. Twee van de drie kalveren en de geit werden behandeld.De wonden werden schoongemaakt en gedesinfecteerd en penicilline, antitetanus-serum en polyionisch infuus werdentoegediend. De geit werd bijkomend gevaccineerd tegen tetanus. De geit en één kalf herstelden volledig na respectievelijk36 en acht dagen.Voor zover bekend werd er nog nooit een tetanusuitbraak geassocieerd met thermisch onthoornen, beschreven.Ook het oormerken werd nog niet beschreven als een mogelijke oorzaak van een C. Tetani-infectie bij geiten.
Volledige tekst: 
pp 351-354
Casuïstiek(en)

80 (5) pp 343-350

Titel: 
Het gebruik van vacuümgeassisteerde wondbehandeling bij het paard om het aanslaan van huidgreffen te bevorderen
Auteur(s): 
M. JORDANA, E. PINT, A. MARTENS
Samenvatting: 
Een 16-jarig paard werd opgenomen in de kliniek van de Vakgroep Heelkunde en Anesthesie van de Huisdierenvan de Faculteit Diergeneeskunde (UGent) voor de behandeling van een zeer grote, niet-helende wonde ter hoogte vanhet dorsomediaal en dorsolateraal aspect van de linkermetatarsus. Aanvankelijk werden het overtollige granulatieweefselen de nieuwbeenvorming chirurgisch verwijderd onder algemene anesthesie, gevolgd door standaardwondzorgonder verband. Van zodra een nieuw en gezond granulatieweefselbed gevormd was, werd een huidtransplantatiemet huidgreffen uitgevoerd. Immobilisatie door middel van een gipsverband was niet aangewezen omdat de wondesterk exsudatief was. In plaats daarvan werd een nieuwe methode, de vacuümgeassisteerde wondbehandeling (VAC),toegepast om het aanslaan van de greffen te bevorderen. Na vijf dagen VAC-therapie werd de wondbedekking verwijderden werd vastgesteld dat nagenoeg 100% van de huidgreffen aangeslagen was. Tweeënveertig dagen na dehuidtransplantatie was de wonde volledig geëpitheliseerd.Voor zover de auteurs hebben kunnen nagaan, is dit de eerste beschrijving van het gebruik van de VAC-therapiebij de behandeling van een wonde in combinatie met een transplantatie van huidgreffen ter hoogte van het distale lidmaatbij een paard.
Volledige tekst: 
pp 343-350
Casuïstiek(en)

80 (5) pp 339-342

Titel: 
Metafysaire osteopathie van de femur bij een Britse korthaar
Auteur(s): 
E. VERSCHOORE, E. DE BAKKER, E. VAN DER VEKENS, B. VAN RYSSEN
Samenvatting: 
Een 2,5 jaar oude, gecastreerde Britse korthaar werd aangeboden met chronische mankheid die acuut wasontstaan na een sprong op het bed. Tijdens het klinisch onderzoek was de kat matig mank op de linkerachterpootwaar er ook spieratrofie aanwezig was. Palpatie wees uit dat het om een heupprobleem ging. Een ventrodorsaleradiografische opname van de heupen toonde een onregelmatige radiolucente zone in de linkerfemurhalsen een loslating van de femurkop. De rechterheup was normaal. De conclusie op basis van dezebevindingen was een oude salter-harristype I-fractuur van de linkerfemur ter hoogte van het coxofemorale gewricht.Na een femurkop en -halsexcisie werd de kat opnieuw aangeboden met klachten ter hoogte van de rechterheup.Op radiografisch onderzoek van de heupen was er een loslating van de rechterfemurkop zichtbaar.Er werd geconcludeerd dat hier sprake was van metafysaire osteopathie van beide heupen. De initiële diagnosebleek foutief en moest na het voorval in de rechterheup herzien worden. Na een tweede femurkop en -halsexcisiewas de kat mankvrij.Deze casus demonstreert dat de diagnose van metafysaire osteopathie kan gemist worden vanwege de initieelvage symptomen. De casus toont aan dat metafysaire osteopathie een mogelijke differentiaaldiagnose iswanneer een kat na minimaal trauma een femurhalsfractuur oploopt.
Volledige tekst: 
pp 339-342
Casuïstiek(en)

Pagina's