Voor de praktijk

Nederlands

88 (6) pp 346

Titel: 
In welke mate beïnvloedt de voederstrategie de smakelijkheid van varkensvlees?
Auteur(s): 
M. ALUWÉ, S. MILLET, A. VAN DEN BROEKE
Volledige tekst: 
pp 346-347
Voor de praktijk

88 (5) pp 303

Titel: 
Effect van de eindbeerlijn op groeiprestaties, karkas- en vleeskwaliteit
Auteur(s): 
E. KOWALSKI, M. ALUWÉ, E. VOSSEN, S. MILLET, S. DE SMET, E. BEECKMAN
Volledige tekst: 
pp 303-304
Voor de praktijk

88 (4) pp 241

Titel: 
Beschikbare voederconversie- en groeiresultaten via de testwerkingtool van ILVO voor de varkenshouderij
Auteur(s): 
A. VAN DEN BROEKE, S. DE SMET
Volledige tekst: 
pp 241-242
Voor de praktijk

88 (3) pp 175

Titel: 
Naar een uniforme formule voor voederconversie via participatief onderzoek in de varkenshouderij
Auteur(s): 
I. CHANTZIARAS, J. VAN MEENSEL, S. DE SMET, D. MAES, S. MILLET
Volledige tekst: 
pp 175-176
Voor de praktijk

88 (2) pp 103

Titel: 
Allergie bij de hond: een bevraging van dierenartsen en eigenaars over de toestand in Vlaanderen
Auteur(s): 
C. DEPESSEMIER, E. COX, M. PELST
Samenvatting: 
De laatste decennia is de prevalentie van allergieën in de humane geneeskunde toegenomen.Bij gezelschapsdieren wordt een gelijkaardige trend vermoed. Er is echter weinig bekend over demate van voorkomen van allergieën bij de hond in Vlaanderen. In de voorliggende studie werdendierenartsen en eigenaars via een enquête bevraagd over de vijf meest voorkomende types allergie,i.e. atopie, vlooienallergie, voedselallergie, contactallergie en allergie voor medicatie en injecties.De door dierenartsen geschatte mediane prevalentie was respectievelijk 15%, 10%, 5%,2% en 1%. Er werden enkele opvallende verschillen waargenomen met de literatuur. Eigenaarsvermeldden een bloedtest als meest gebruikte test voor de diagnose van voedselallergie. Levenin een stedelijke omgeving kon niet in verband worden gebracht met een verhoogd risico op allergieen 11% van de dierenartsen meldde waspoeder als contactallergeen. Meer dan de helftvan de dierenartsen meent dat het aantal allergische honden in de loop van zijn/haar carrière istoegenomen.
Volledige tekst: 
pp 103-112
Voor de praktijk

88 (2) pp 097

Titel: 
Problemen omtrent partus en neonatale sterfte bij raskatten: een studie bij Vlaamse fokkers
Auteur(s): 
J. DE MOOR, A. VAN SOOM, E. WYDOOGHE
Samenvatting: 
Hoewel het fokken met raskatten aan populariteit wint, zijn weinig wetenschappelijke gegevensbeschikbaar omtrent de partus en de problemen die hierbij kunnen optreden. In verschillendestudies werd aangetoond dat kittensterfte bij fokkers varieert van 15 tot 40%. Aan de handvan een enquête bij fokkers werden in deze studie gegevens over 151 nesten verzameld van zespopulaire rassen in Vlaanderen. De gemiddelde drachtduur bedroeg 65,1 ± 2,64 dagen. De gemiddeldenestgrootte bedroeg 4,5 ± 1,73 kittens. Kattinnen ouder dan vier jaar hadden een significantkleinere nestgrootte (3,6 ± 1,48 kittens) dan katten jonger dan vier jaar (4,8 ± 1,71 kittens)(P = 0,001). Bij 8,5% van de nesten werd bij de kattin een keizersnede uitgevoerd. Congenitaleafwijkingen werden gerapporteerd bij 6,8% van de nesten. Het totale sterftepercentage tot despeenleeftijd bedroeg in de voorliggende studie 21,4%. Bij een kleinere nestgrootte (1-3 kittens:12,2%), evenals bij grotere nesten (6-9 kittens: 7,3%) werd een significant hoger aantal doodgeboortenvastgesteld dan bij nesten van vier (4,8%) of vijf kittens (3,5%) (P = 0,016).
Volledige tekst: 
pp 097-102
Voor de praktijk

87 (3) pp 150

Titel: 
Perceptie, drijfveren en hindernissen van bioveiligheid in de rundveeproductie
Auteur(s): 
B. DAMIAANS, S. SARRAZIN, E. HEREMANS, J. DEWULF
Samenvatting: 
Bioveiligheid omvat de preventie van ziektetransmissie binnen en tussen bedrijven. Twee aparte studies werden uitgevoerd om te onderzoeken wat veehouders aanzet of tegenhoudt om bioveiligheidsmaatregelen te implementeren. De eerste studie had tot doel de perceptie van rundveehouders rond bioveiligheid in kaart te brengen en de oorzaken voor de lage implementering te identificeren. Het eerste deel van deze studie bestond uit een focusgroepgesprek waarvan de trends gebruikt werden om een vragenlijst te ontwikkelen voor een enquête gericht tot Vlaamse rundveehouders. Hoewel de 91 deelnemende rundveehouders weet hadden van verscheidene bioveiligheidsmaatregelen, associeerden zij deze eerder met ziektepreventie dan met bioveiligheid. De bedrijfsdierenarts lijkt de voornaamste bron van informatie voor de veehouder (98%). Slechts twintig procent en 32% van de veehouders zijn ervan overtuigd dat de implementatie van bioveiligheid hen respectievelijk meer geld en tijd zou kosten. Tenslotte ziet 80% van de veehouders ruimte voor verbetering binnen hun bedrijf en geven ze aan nood te hebben aan praktische informatie. De tweede studie was gericht op de identificatie van hoofdpunten van twintig op voorhand geselecteerde bioveiligheidsmaatregelen, drijfveren en hindernissen aangaande de implementatie ervan. Ze werden door tweeëntwintig professionals uit de rundveesector, zoals veehouders, dierenartsen en adviseurs, beoordeeld op haalbaarheid, efficiëntie en return-on-investment. De afkalfstal, een knaagdierbestrijdingsprogramma en de reiniging en desinfectie van de stallen scoorden het hoogst. De laagst scorende maatregelen waren het douchen vooraleer de stallen te betreden en een ‘diervrije’ periode van 24 uur. De return-on-investment hiervan was heel laag, omdat daarvoor hoge investeringen noodzakelijk zijn. Om te begrijpen waarom bioveiligheid voordelig is, moet de veehouder een beeld krijgen van alle risico’s en kosten van ziekte, en inzien hoe bioveiligheid risico’s en kosten kan verminderen.
Volledige tekst: 
pp 150-163
Voor de praktijk

86 (5) pp 303

Titel: 
Een analyse van de arbeidssituatie en perceptie van de kwaliteit van de opleiding van dierenartsen afgestudeerd aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent
Auteur(s): 
A. VAN CLEVEN, J. SAUNDERS, P. DEPREZ, J. DEWULF
Samenvatting: 
In een enquête werd gepeild naar de arbeidssituatie van dierenartsen afgestudeerd aande Universiteit Gent en de perceptie van de kwaliteit van de opleiding. Hiervoor werden driecohorten dierenartsen gecontacteerd die afgestudeerd zijn gedurende drie tijdsintervallen, metname tussen 2002 en 2004, 2009 en 2011 en tussen 2014 en 2016. Uit 488 ingevulde vragenlijsten(47% van de gecontacteerde respondenten) werd onder andere duidelijk dat dierenartsen inVlaanderen gemiddeld 47 uur per week werken en relatief tevreden zijn over de invulling vanhun job. Tachtig procent (meest recent afgestudeerde cohorte) en 68% (langst afgestudeerdecohorte) van de respondenten werkt als practicus en 81% van deze practici werkt in eengroepspraktijk. Dierenartsen met de Belgische nationaliteit hebben voornamelijk het statuutvan zelfstandige, terwijl dierenartsen met de Nederlandse nationaliteit voornamelijk inloondienst werken. De respondenten geven aan tevreden te zijn over het theoretische aandeelbinnen de opleiding diergeneeskunde maar ervaren het praktisch onderricht als te beperkt.Tijdens de opleiding zou er volgens de respondenten meer nadruk gelegd moeten worden opeerstelijnsdiergeneeskunde, op het verwerven van communicatievaardigheden met klanten encollega’s en op praktijkmanagement.
Volledige tekst: 
pp 303-310
Voor de praktijk

86 (3) pp173

Titel: 
De impact van advies omtrent het gebruik van antimicrobiële middelen op het voorschrijfgedrag in veertien Vlaamse praktijken voor kleine huisdieren
Auteur(s): 
S. SARRAZIN, F. VANDAEL, A. VAN CLEVEN, E. DE GRAEF, H. DE ROOSTER, J. DEWULF
Samenvatting: 
Aan de hand van een prospectieve studie werd het voorschrijfgedrag met betrekking tot antimicrobiëlemiddelen onderzocht in veertien eerstelijnspraktijken voor kleine huisdieren. Verschillen inhet aantal consultaties van katten en honden waarbij antimicrobiële middelen werden voorgeschreven,werden onderzocht gedurende één maand voor en minstens twintig dagen na het invoeren van deadviezen betreffende het gebruik van antimicrobiële middelen. Daarnaast werden ook veranderingenin de keuze van actieve substanties vergeleken met de adviezen. Het aantal consultaties waarbijantimicrobiële middelen werden voorgeschreven daalde zowel bij honden als katten (−12% bijbeide diersoorten) na het invoeren van de adviezen. Er was een stijging in het aantal consultatiesbij katten (+13%) en honden (+10%) in de praktijken waar de dierenartsen handelden volgens deadviezen. Er werd echter ook een stijging vastgesteld in het voorschrijven van derdekeuze- en kritischbelangrijke antimicrobiële middelen bij kat (+8% en +12%, respectievelijk) en hond (beide +5%).Deze onverwachte stijging wijst erop dat het verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen verderonder de aandacht dient te worden gebracht.
Volledige tekst: 
pp 173-182
Voor de praktijk

85 (1) pg 36

Titel: 
Risico op colistineresistentie neemt toe
Auteur(s): 
B. CALLENS, F. HAESEBROUCK, J. DEWULF, F. BOYEN, P. BUTAYE, B. CATRY, P. WATTIAU, E. DE GRAEF
Samenvatting: 
In een recent artikel uit China werd overdraagbare resistentie tegen colistine beschrevendie gevonden werd bij Escherichia (E. coli) bekomen uit voedselproducerende dieren, vlees enziekenhuispatiënten (Liu et al., 2015). Heel recent werd deze resistentie onder meer ook gevondenin Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en België. Colistine wordt beschouwd alseen van de laatste behandelopties tegen multiresistente bacteriën in de humane gezondheidszorg,voornamelijk bij patiënten met mucoviscidose. Alertheid voor colistineresistentie is gebodenen het nieuwe resistentiemechanisme dient zorgvuldig te worden opgespoord bij dier- enmensgerelateerde bacteriën.
Volledige tekst: 
pp 36-40
Voor de praktijk

Pagina's