2019 - 88 (5)

Volume 88 (2019), nr. 5

88 (5) pp 305

Volledige tekst: 
pp 305
Vraag en antwoord

88 (5) pp 303

Titel: 
Effect van de eindbeerlijn op groeiprestaties, karkas- en vleeskwaliteit
Auteur(s): 
E. KOWALSKI, M. ALUWÉ, E. VOSSEN, S. MILLET, S. DE SMET, E. BEECKMAN
Volledige tekst: 
pp 303-304
Voor de praktijk

88 (5) pp 295

Titel: 
Het aanspannen van trekdieren: een beknopt overzicht
Auteur(s): 
J. DE SMET
Samenvatting: 
Het paard werd in onze contreien eeuwenlang als trekdier gebruikt. Ossen-, koeien- en niette vergeten menselijke trekkracht vormden voor kleine bedrijven tot halverwege vorige eeuw deoplossing. In de 19de eeuw werden bij ons en in enkele andere streken trekhonden ingespannen.Ezels en muildieren, hier niet inheems, werden in meer zuidelijke gebieden ingezet.De primitieve opstelling met één trekdier evolueerde tot gespannen van meerdere dieren metcomplex tuigage. In de loop der eeuwen werd de kunst van het aanspannen steeds meer geperfectioneerdtot ogenschijnlijk een stadium van volmaaktheid bereikt werd halverwege de twintigsteeeuw. Na de Tweede Wereldoorlog verdween die hele professionele knowhow. Nu zit het aangespannenrijden nog enkel in de vrijetijdssfeer en bij koninklijke staatsie. In deze bijdrage wordteen kort overzicht gegeven van de verschillende manieren van aanspannen van trekdieren.
Volledige tekst: 
pp 295-302
Uit het verleden

88 (5) pp 287

Titel: 
“Boid inclusion body disease”: het enigma ontrafeld?
Auteur(s): 
T. HELLEBUYCK, J. SIMARD
Samenvatting: 
“Boid inclusion body disease” (BIBD) is een wereldwijd voorkomende aandoening bij boa’sen pythons. De exacte oorzaak van de aandoening bleef gedurende lange tijd onopgehelderd. Recentwerd met behulp van hedendaagse diagnostische methoden en experimentele studies overtuigendbewijs geleverd dat reptarenavirussen het oorzakelijk agens zijn van BIBD. In tegenstellingtot wat algemeen wordt verondersteld, kunnen boa’s en pythons langdurig subklinischedragers zijn van deze virale ziekte. Alhoewel het oorzakelijk agens van BIBD werd aangetoondis het diagnosticeren van BIBD een uitdaging naargelang de betrokken slangensoort. Bovendienblijft het differentiëren tussen comorbiditeiten gerelateerd aan BIBD en klachten veroorzaaktdoor andere gelijktijdige ziekteprocessen problematisch. In dit artikel worden het ziekteverloopvan BIBD bij pythons en boa’s en het management van de ziekte bij in gevangenschap gehoudenslangen beschreven.
Volledige tekst: 
pp 287-294
Permanente vorming

88 (5) pp 278

Titel: 
Immuungemedieerde hemolytische anemie geassocieerd met chronisch fibroserende mediastinitis bij een Arabo-Fries paard
Auteur(s): 
C. RIBONNET, V. SAEY, R. DUCATELLE, K. PALMERS
Samenvatting: 
In deze casuïstiek wordt een tienjarige ruin beschreven met immuungemedieerde hemolytische anemie geassocieerd met chronische fibroserende mediastinitis van onbekende oorsprong. De patiënt leed aan chronisch gewichtsverlies en intermitterende diarree en werd aangeboden in de kliniek met uitgesproken anemie, anorexie en koorts die reeds 24 uur aanwezig was. Een directe Coombs’ test was sterk positief voor IgG-autoagglutinatie. Bij het klinisch onderzoek werd geen onderliggend patho-logisch proces van de immuungemedieerde hemolytische anemie gevonden. Post-mortemonderzoek toonde groene vloeistof met voedselpartikels in het craniale mediastinum aan. Histologisch onderzoek suggereerde chronische fibroserende mediastinitis. Hoewel slokdarmperforatie hiervoor een mogelijke oorzaak is, werden bij macroscopisch onderzoek geen tekenen van ruptuur waargenomen. In deze casereport wordt aangetoond dat bij niet-responsieve, immuungemedieerde hemolytische anemie, een niet-gedetecteerde onderliggende pathologie, zoals chronische mediastinitis, aanwezig kan zijn.
Volledige tekst: 
pp 278-286
Casuïstiek(en)

88 (5) pp 269

Titel: 
Atriale en ventriculaire elektrische en contractiele “remodelling” en “reverse remodelling” van chronisch “pacing”-geïnduceerde atriale fibrillatie bij paarden: eerste resultaten
Auteur(s): 
D. DE CLERCQ, A. DECLOEDT, R. TAVERNIER, P. DEPREZ, G. VAN LOON
Samenvatting: 
Na een langdurige periode van atriumfibrillatie neemt de elektrische en contractiele herstelperiodebij de mens meerdere weken in beslag. Momenteel is er maar weinig bekend over dit fenomeen bij hetpaard. In de voorliggende studie werden bij zes paarden een neurostimulator en een pacemaker ingeplandom atriumfibrillatie (AF) te kunnen induceren en te onderhouden via een “burst-pacing”-mechanisme;en om de atriale en ventriculaire elektrofysiologie te kunnen bestuderen. Bij alle paarden ontstondpersisterende AF na “burst pacing” gedurende twee tot vier weken. Parameters, zoals de atriale fibrillatiecyclus,de rechter atriale en ventriculaire refractaire periode en de gevoeligheid van het hart voorritmestoornissen, zoals atriale aritmieën, atriale tachyaritmieën of AF, werden zowel voor en tijdenseen AF-periode van vier maanden en gedurende een herstelperiode van twee maanden opgevolgd. De atriale en ventriculaire contractiliteit uitgedrukt in fractionele “shortening” en de grootte van de hartcompartimenten werden opgevolgd via 2D-echocardiografie.Bij twee van de zes paarden kon de procedure niet volledig opgevolgd worden ten gevolge van te hoge drempelwaarden (1 paard) of door een infectie ter hoogte van de “pocket” (1 paard). Bij de andere vier paarden konden er reeds na 48 uur van AF significante verschillen gemeten worden ten opzichte van de basale waarden. Tijdens de herstelperiode keerden alle waarden na één tot twee maanden naar de basale waarden terug.In dit onderzoek wordt aangetoond dat geïnduceerde chronische AF, elektrische en contractiele veranderingen teweegbrengt ter hoogte van het hart bij het paard maar dat deze veranderingen omkeerbaar zijn eens het sinusritme hersteld is. Deze resultaten suggereren dat er geen permanente schade veroorzaakt wordt door vier maanden pacing-geïnduceerde AF en dat een rustperiode van zes tot acht weken gunstig zou zijn alvorens het werk te hervatten.
Volledige tekst: 
pp 269-277
Origine(e)l(e) artikel(en)

88 (5) pp 259

Titel: 
Digitale dermatitis bij rundvee - Deel 2: behandeling, preventie en de relatie met andere treponemale ziekten
Auteur(s): 
A. VERMEERSCH, G. OPSOMER
Samenvatting: 
Digitale dermatitis is wereldwijd de belangrijkste oorzaak van kreupelheid bij melkvee. In dit laatstedeel van het tweedelige artikel wordt een overzicht gegeven van de behandelings- en preventiestrategieën.Er zijn verschillende behandelingen beschikbaar maar geen enkele kan het dier volledig doen genezen.Voetbaden en een hoge hygiënestandaard toepassen zijn manieren om de ziekte onder controle tehouden.Bovendien wordt de link met andere (humane en niet-humane) treponemale ziekten besproken. Bijde mens zijn treponemen betrokken bij periodontitis, syfilis en vele andere ziekten. De dermatologischemanifestatie van humane treponemale ziekten, zoals “yaws”, hebben een gelijkaardig voorkomen alsacute digitale dermatitis. Digitale dermatitisachtige letsels werden reeds beschreven bij geiten, schapenen wapiti’s. De typisch geïsoleerde Treponema spp. kunnen ook gevonden worden bij het paard, op voetenaangetast door proliferatieve pododermatitis. Deze bacteriën kunnen niet alleen bij digitale dermatitismaar eveneens bij boviene ulceratieve mammaire dermatitis en slecht helende letsels aangetroffenworden bij rundvee.
Volledige tekst: 
pp 259-268
Thema

88 (5) pp 247

Titel: 
Digitale dermatitis bij rundvee - Deel 1: factoren die bijdragen tot de ontwikkeling van digitale dermatitis
Auteur(s): 
A. VERMEERSCH, G. OPSOMER
Samenvatting: 
Digitale dermatitis of de ziekte van Mortellaro is een hoogprevalente dermatologische bovieneaandoening gesitueerd aan de distale regio van de poot, die aanleiding geeft tot kreupelheid en die hetwelzijn van het dier aantast.In dit eerste deel van een tweeledig artikel wordt de rol van genetische factoren, immuniteit,bacteriën en hygiëne in de ontwikkeling van deze complexe ziekte beschreven. Er is nog steeds geenconsensus bereikt wat betreft de rol van het immuunsysteem en de typisch geïsoleerde Treponemaspp. in de pathogenese van digitale dermatitis. Vocht en vuil zijn ongetwijfeld belangrijk voor deziektetransmissie binnen en tussen melkveebedrijven. Verder zal uitgebreide aandacht besteed wordenaan de genetische component van de aandoening.
Volledige tekst: 
pp 247-258
Thema