2019 - 88 (3)

Volume 88 (2019), nr. 3

88 (3) pp 177

Volledige tekst: 
pp 177-178
Vraag en antwoord

88 (3) pp 175

Titel: 
Naar een uniforme formule voor voederconversie via participatief onderzoek in de varkenshouderij
Auteur(s): 
I. CHANTZIARAS, J. VAN MEENSEL, S. DE SMET, D. MAES, S. MILLET
Volledige tekst: 
pp 175-176
Voor de praktijk

88 (3) pp 168

Titel: 
Therapeutische complicaties en opvolging bij een hond met atopische dermatitis
Auteur(s): 
C. MEERE., S. VANDENABEELE
Samenvatting: 
In deze casereport wordt de therapeutische opvolging van een vier jaar oude, mannelijke, gecastreerde shih tzu met atopische dermatitis (AD) beschreven. De hond werd behandeld met prednisolone (Prednisolone®), vervolgens met oclacitinib (Apoquel®) en daarna met lokivetmab (Cytopoint®). In de discussie worden de diagnostische aanpak en de verschillende types van behandeling kritisch besproken. Verder wordt ingegaan op de recente therapie met lokivetmab (Cytopoint®).
Volledige tekst: 
pp 168-174
Casuïstiek(en)

88 (3) pp 164

Titel: 
Oculaire manifestaties en computertomografische bevindingen bij een kat met vermoedelijke angioinvasieve pulmonale neoplasie
Auteur(s): 
L. BATALLER-MONTANER, R. TAPIA-NIETO
Samenvatting: 
Een elf jaar oude Europese langhaar werd aangeboden met een geschiedenis van stijfheid van deachterpoten, lethargie, depressie, partiële anorexie en recente anisocorie. Oftalmologisch onderzoektoonde chorioretinale necrose aan en angio-invasief longcarcinoom werd vermoed. De resultaten vanhet computertomografisch onderzoek bevestigden de vermoedelijke diagnose.
Volledige tekst: 
pp 164-167
Casuïstiek(en)

88 (3) pp 157

Titel: 
Diagnostische parameters voor klinische wintercyathostominose bij paarden
Auteur(s): 
L.M. VERHAEGHE , B. PARDON, P. DEPREZ, E. CLAEREBOUT
Samenvatting: 
Wintercyathostominose is een van de belangrijkste parasitaire aandoeningen bij het grazendepaard. Deze studie werd opgezet om de meest significante parameters te identificeren die geassocieerdzijn met klinische wintercyathostominose. Het betreft een retrospectief onderzoek van307 paarden die tussen 2008 en 2018 aangeboden werden op de Faculteit Diergeneeskunde vande Universiteit Gent. Paarden ouder dan drie maanden die op de faculteit een mestonderzoekondergingen en diarree hadden, werden opgenomen in de studie. De diagnose van larvale cyathostominosewerd gesteld op basis van een positief mestonderzoek, i.e. het aantonen van L4-larven in de feces. De gegevens van paarden met larvale cyathostominose zonder diarree werdenniet in de studie opgenomen. Klinische, biochemische, hematologische en parasitaire parameterswerden onderzocht. Na statistische analyse van deze retrospectieve gegevens kwam albumine alsmeest significante parameter naar voor. Een serum-albuminegehalte dat lager was dan 20 g/L,had een hoge gevoeligheid voor het voorspellen van een positief mestonderzoek. De combinatievan het serum-albuminegehalte, het geslacht, de lichaamstemperatuur, het neutrofielenpercentageen het seizoen was volgens het finale statistische model de beste combinatie om de aanwezigheidvan wintercyathostominose te voorspellen. Aan de hand van de diagnostische accuraatheidvan het finale model werd aangetoond dat hiermee echter geen sluitende diagnose van larvalecyathostominose kan gesteld worden en dat een mestonderzoek nog steeds noodzakelijk is om hetvermoeden van larvale cyathostominose te bevestigen.
Volledige tekst: 
pp 157-163
Retrospectieve studie

88 (3) pp 150

Titel: 
Detectie van runderpapillomavirus in een paardencellijn als contaminant
Auteur(s): 
Z. AKKUTAY-YOLDAR, T. OĞUZOĞLU, F. DOĞAN, V. ATASEVEN
Samenvatting: 
Boviene papillomavirussen (BPV) behoren tot de familie van Papillomaviridae. Papillomavirussenzijn meestal soortspecifiek en epitheliotroop. Delta-BPVs vormen een uitzondering op deze regelomdat ze ook fibroblasten en niet-boviene hoefdieren kunnen infecteren. Celcultuur is essentieel voorhet uitvoeren van in-vitrostudies, analyse van virusbiologie, vaccinproductie, weefselmanipulatieen toxiciteitstesten. In deze context vormt cellulaire contaminatie een aanzienlijk probleem. In devoorliggende studie werden verscheidene cellijnen (n = 27) beoordeeld op mogelijke BPV-besmetting.Voor dit doel werd DNA geëxtraheerd uit een celcultuur en vervolgens gescreend op de aanwezigheidvan papillomavirus L1-capsidegen DNA met behulp van een consensus-polymerasekettingreactie(PCR)- systeem. Immunofluorescentiekleuring (IF) werd gebruikt voor de detectie van virale eiwitten.Opmerkelijk was dat één cellijn afgeleid van paardendermis positief testte met PCR en met dedaaropvolgende IF-kleuring voor L1. Amplicon-sequenering gevolgd door L1-DNA-sequentievergelijkingleidde tot de identificatie van een vermoedelijk nieuw BPV-type dat de grootstegelijkenissen met Delta-BPV-typen 1 (76%) en 2 (73%) vertoonde. Volgens de auteurs is dit het eersterapport over de aanwezigheid van een vermeende BPV als een virale contaminant in celculturen diemogelijk een tot nu toe onbekende Delta-BPV vertegenwoordigt.
Volledige tekst: 
pp 150-156
Origine(e)l(e) artikel(en)

88 (3) pp 137

Titel: 
Beta-caroteen en vitamine E in de melkveehouderij: factoren die bloedconcentraties beïnvloeden - een veldstudie in Vlaanderen
Auteur(s): 
J. DE BIE, K. PROOST , H. VAN LOO, J. CALLENS, P.E.J. BOLS, E . FRANSEN, J.L.M.R. LEROY
Samenvatting: 
In deze veldstudie uitgevoerd in de Vlaamse melkveehouderij wordt aangetoond dat factoren, zoalslactatiestadium, bedrijfstype (met of zonder weidegang) en seizoen, geassocieerd zijn met plasma-β-caroteen (bC) en vitamine E (VitE)-concentraties bij melkvee. De iCheck bC is een eenvoudig apparaatwaarmee de bC-status van een koe snel en op het bedrijf geëvalueerd kan worden. Een derdevan de melkkoeien vertoonde deficiënties in plasma-bC en VitE en dit voornamelijk tijdens de vroegelactatie en op bedrijven zonder weidegang. De opname van vers gras kon de daling in plasma-bC enVitE vroeg na de kalving niet opheffen. De bC- en VitE-status van droogstaande koeien was significantbeter bij deze met mogelijkheid tot weidegang. Deze bevindingen kunnen bijdragen tot het herformulerenvan de diëtaire antioxidant-aanbevelingen met als doel hoogproductieve melkkoeien in optimalegezondheid te houden.
Volledige tekst: 
pp 137-149
Origine(e)l(e) artikel(en)

88 (3) pp 131

Titel: 
Prevalentiestudie naar het feliene immunodefiëntievirus en feliene leukosevirus bij straatkatten in Gent
Auteur(s): 
R. VAN VUGT, H. NAUWYNCK, I. POLIS, H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
Het feliene immunodeficiëntievirus (FIV) en het feliene leukosevirus (FeLV) zijn twee ziekteverwekkersbij de kat die de gezondheid van het dier op lange termijn aantasten. Zwerfkattenvormen een reservoir voor het behoud en de verspreiding van beide virussen tussen wilde dierenen naar gezelschapsdieren.Stad Gent voert al jarenlang een zwerfkattenbeleid volgens het vangen-castreren-terugplaatsen-(“trap-neuter-return”) principe, waarbij FIV- of FeLV-positief-testende katten geëuthanaseerdworden. Om de invloed van het bestrijdingsplan van Stad Gent op de prevalentie van FIVen FeLV te onderzoeken, werden data van zwerfkatten gevangen in 2009 en 2017 met elkaar vergeleken.Wat FeLV betreft, werd een sterke daling gezien (van 9,9% naar 0,7%). Bij FIV blevenopvallende verschillen uit (9,1% versus 10,3%). Er was ook een verschuiving waarneembaar vanzowel het aantal gevangen zwerfkatten als van positief-testende katten van de binnenstad naarde randgebieden. Aanvullend onderzoek is aangeraden om meer factoren in kaart te brengen diede evolutie van FIV en FeLV bij verwilderde katten in de regio Gent bepalen.
Volledige tekst: 
pp 131-136
Overzichtsartikel(en)