2019 - 88 (1)

Volume 88 (2019), nr. 1

88 (1) pp 62

Volledige tekst: 
pp 62
Vraag en antwoord

88 (1) pp 55

Titel: 
Spermadonatie en de start van een open spermabank voor honden: een nieuw hulpmiddel om inteelt bij rashonden te voorkomen
Auteur(s): 
G. DOMAIN, E. WYDOOGHE, B. BROECKX, A. VAN SOOM
Samenvatting: 
Slechts 5 % van de rashonden wordt momenteel gebruikt voor de fok. Om dit aantal te verhogen,zou het opstarten van een spermabank voor honden, die gebaseerd is op donatie van sperma zoals bij demens, een mogelijke oplossing kunnen bieden. Veel eigenaars willen niet per se met hun hond fokken,maar willen wel het genetisch materiaal van hun reu bewaren, indien deze mogelijkheid aangebodenwordt. Niet alle ejaculaten zijn geschikt om ingevroren te worden, omdat de kwaliteit van het staal kanverschillen en omdat de weerstand van het sperma om het invriesproces te overleven sterk variabel istussen honden onderling. Om sperma van zoveel mogelijk verschillende reuen te kunnen invriezen, ishet belangrijk om het invriesproces te verbeteren en te individualiseren. Het ingevroren sperma kanbewaard worden in de CanIFreeze-spermabank of in dierenartspraktijken dichtbij bij de eigenaar vande teef om op een later tijdstip gebruikt te kunnen worden voor inseminatie.
Volledige tekst: 
pp 55-61
Permanente vorming

88 (1) pp 44

Titel: 
Supraventriculaire tachycardie met isoritmische atrioventriculaire dissociatie bij een labrador-retriever
Auteur(s): 
A. VAN LOON, V. LIEKENS, D. BINST, D. PAEPE, B. HOUDELLIER, P. SMETS
Samenvatting: 
Een vrouwelijke, gesteriliseerde labrador-retriever van zeven jaar oud werd aangeboden metklachten van tachypneu, kokhalzen en abdominale distensie. Op het lichamelijk onderzoek werdeneen systolische hartruis met een intensiteit van 3/6 en punctum maximum links apicaal,tachycardie en zwak geslagen, femorale polsen opgemerkt. Een undulatieproef was positief. Naechocardiografisch en elektrocardiografisch onderzoek werden dilatorische cardiomyopathie(primair of secundair) en supraventriculaire tachycardie (SVT) vastgesteld. Na instelling van eenbehandeling met digoxine werd tijdens de opvolging een isoritmische atrioventriculaire dissociatie(IAVD) waargenomen en bleek de SVT onvoldoende onder controle gebracht. Na het overschakelenop diltiazem werd op het ECG vastgesteld dat de tachycardie onder controle was.Echocardiografisch onderzoek toonde aan dat het hart zich hersteld had. De hond vertoonde dedaaropvolgende twee jaar geen cardiale symptomen meer. In deze casus wordt de zeldzame aritmieIAVD in combinatie met SVT beschreven. Daarnaast wordt het belang aangetoond van SVTals mogelijk reversibele oorzaak van een DCM-fenotype op echocardiografie.
Volledige tekst: 
pp 44-54
Casuïstiek(en)

88 (1)

Titel: 
Toevalsbevinding van Dirofilaria repens in een hematoom bij een hond in België
Auteur(s): 
H. DE BOSSCHERE, E. KINDERMANS
Samenvatting: 
In deze casuïstiek wordt een tien jaar oude, vrouwelijke Mechelse herder beschrevendie aangeboden werd met een grote zwelling caudaal van de mandibula en ter hoogte van dekeelbasis. Op cytologisch onderzoek werd een hematoom gediagnosticeerd door middel van eenfijnenaaldaspiratie. Per toeval werden enkele Dirofilaria repens microfilariae aangetroffen in hetuitstrijkje van deze zwelling. Naast de beschrijving van de casus wordt ook een literatuuroverzichtgegeven van Dirofilaria repens.
Volledige tekst: 
pp 39-43
Casuïstiek(en)

88 (1) pp 34

Titel: 
Intra-abdominale bloeding bij een paard, niet altijd het gevolg van trauma
Auteur(s): 
L. DE LANGE, A. DUFOURNI, L. LEFÈRE, L. SONCK, G. VAN LOON
Samenvatting: 
Een negen jaar oude merrie werd aangeboden met klachten van milde koliek en koorts. Met behulpvan echografie werd een mixed hypo- en hyperechogene massa gediagnosticeerd tussen de maag en demilt. Op het rectale onderzoek werd eveneens een massa waargenomen in de bekkenholte. Bij herhalingvan deze onderzoeken een dag later werd intra-abdominaal bloed waargenomen. Er werd gedacht aaneen hematoom met intra-abdominale bloeding van traumatische oorsprong. Gedurende de volgendedagen werden echografische en radiografische veranderingen waargenomen in de longen en de lever.De massa ter hoogte van het bekken bleef stabiel. Abnormale, vermoedelijk neoplastische cellen werdenwaargenomen op cytologisch en histologisch onderzoek van een biopt genomen ter hoogte van demassa aanwezig in de lever. Dergelijke cellen werden niet waargenomen in het abdominale en thoracalevocht. Door de aanwezigheid van een snel groeiende massa werd de diagnose van maligne neoplasie hetmeest waarschijnlijk. Euthanasie werd voorgesteld maar geweigerd door de eigenaar. Ondersteunendebehandeling werd ingesteld, waardoor het paard stabiel bleef. Enkele dagen later is het paard plotselinggestorven. Tijdens het post-mortemonderzoek werd in het bekken een primaire neoplasie waargenomenmet metastasen in de longen en de lever met lekkage van 50 liter hemorragisch vocht in het abdomen.Gebaseerd op de macroscopische bevindingen, cytologische en histologische kenmerken werd eenhemangiosarcoma als meest waarschijnlijke diagnose vooropgesteld. Dit werd bevestigd via eenimmunohistochemische kleuring voor von Willebrand-factor. Deze casuïstiek toont aan dat differentiatietussen hematoom en hemangiosarcoma belangrijk is.
Volledige tekst: 
pp 34-38
Casuïstiek(en)

88 (1) pp 29

Titel: 
Vacuümfenomeen geassocieerd met een drievoudige cervicale wervelboog- en ligamentum flavum-anomalie resulterend in erge stenotische myelopathie bij een hond
Auteur(s): 
S. VERMEIRE, V. RONDAHL, M. RAPP
Samenvatting: 
Een zes jaar oude Amerikaanse staffordshireterriër met verminderde proprioceptie van de rechtervoor- en achterpoot werd doorgestuurd voor verder onderzoek. Een drievoudige, cervicale stenose metdorsale ruggenmergcompressie en bijhorende myelopathie werden vastgesteld aan de hand van eencomputertomografisch en magneetcamera-onderzoek. Deze bevindingen waren secundair aan een proliferatieen hypertrofie van het ligamentum flavum en van de wervelboog. Vacuümfenomenen werdenvastgesteld in de ligamentaire hypertrofie, een tot nu toe onbeschreven locatie. Chirurgische decompressieen revalidatie leidden tot volledig herstel.
Volledige tekst: 
pp 29-33
Casuïstiek(en)

88 (1) pp 19

Titel: 
Spontane repositie van een equiene premolaar na extractie van een aanpalende polydonte tand – twee casussen
Auteur(s): 
E. POLLARIS, K. VANDERPERREN, G.A.M. DE PAUW, L. VLAMINCK
Samenvatting: 
Twee paarden met klachten tijdens het rijden omwille van de aanwezigheid van een harde, gevoeligezwelling van de wang ter hoogte van het niveau Triadan 06 in de bovenkaak werden aangebodenop de kliniek Heelkunde (Faculteit Diergeneeskunde, UGent). Mondonderzoek, radiografie en computertomografie(n=1) toonden de aanwezigheid van een polydonte tand aan, aan de palatale zijde vanelement 06, waardoor deze naar buccaal verplaatst werd. In beide gevallen werd de polydonte tandgetrokken op het staande gesedeerde dier. Enkele maanden na de extractie vertoonde de buccaal verplaatstetand een repositie naar zijn fysiologische positie door de orthodonte kracht van de wangen enhet kauwen. Beide paarden werden nadien opnieuw bereden zonder verdere problemen.
Volledige tekst: 
pp 19-28
Casuïstiek(en)

88 (1) pp 09

Titel: 
Langetermijnresultaten van tenoscopische behandeling van letsels in de sesamschede: een retrospectieve studie van vijftig paarden
Auteur(s): 
F. THÜNKER, M. OOSTERLINCK, K. VANDERPERREN, A. MARTENS
Samenvatting: 
Letsels ter hoogte van structuren in de sesamschede kunnen de primaire oorzaak zijn van nietinfectieuzetenosynovitis, waarbij tenoscopie zowel diagnostisch als therapeutisch aangewend kanworden. In deze studie werden de gegevens van vijftig paarden uit de databank van de FaculteitDiergeneeskunde (UGent) verzameld, die in de periode van 2008 tot 2016 een tenoscopische behandelingvan niet-infectieuze tenosynovitis van de sesamschede ondergingen. Telefonische follow-upinformatie kon van veertig paarden worden bekomen.Bij springpaarden waren de voorbenen significant vaker aangetast dan de achterbenen, terwijlletsels bij paarden die niet voor jumping gebruikt werden, frequenter ter hoogte van de achterbenenwerden vastgesteld (P=0,01). Letsels van de diepe buigpees vertegenwoordigden 45% van de gevallenterwijl er in 39% van de gevallen letsels ter hoogte van de manica flexoria waren. Uiteindelijk konden27,7% van de paarden met laesies van de diepe buigpees en 53% paarden met laesies van de manicaflexoria terug op hun oorspronkelijk niveau worden ingezet met een gemiddelde follow-upperiode van4,6 ± 2,5 jaar.
Volledige tekst: 
pp 09-18
Retrospectieve studie

88 (1) pp 03

Titel: 
Medicamenteuze behandeling van urinaire incontinentie bij de teef
Auteur(s): 
J. TIMMERMANS, B. VAN GOETHEM, H. DE ROOSTER, D. PAEPE
Samenvatting: 
Urinaire incontinentie, het ongecontroleerd verlies van urine tijdens de vullingsfase van het urineren,is een veelvoorkomende aandoening bij vrouwelijke honden. De gerapporteerde prevalentiebij intacte teven is slechts 0,2-0,3%, maar dit varieert tussen de 3,1-20,1% bij gesteriliseerde teven.Honden met verworven urine-incontinentie lijden meestal aan urethrale sfinctermechanisme-incompetentie.Deze aandoening lijkt door meerdere factoren veroorzaakt te worden en, alhoewel de exactepathofysiologie niet volledig bekend is, zijn potentiële risicofactoren geslacht, gonadectomie, ras, lichaamsgewicht,urethrale lengte en positie van de blaashals. In de praktijk is de diagnose van urethralesfinctermechanisme-incompetentie doorgaans gebaseerd op uitsluiting van andere potentiële oorzakenvan urine-incontinentie. Incontinente teven worden hoofdzakelijk medicamenteus behandeld met onderandere alfa-adrenerge geneesmiddelen, bijvoorbeeld fenylpropanolamine en oestrogenen. Chirurgie isaangeraden als de patiënt refractair wordt ten opzichte van de medicamenteuze behandeling.
Volledige tekst: 
pp 03-08
Overzichtsartikel(en)