2018 - 87 (5)

Volume 87 (2018), nr. 5

87 (5) pg 300

Volledige tekst: 
pp 300-303
Vraag en antwoord

87 (5) pg 297

Titel: 
Variatie, een belangrijke les. Waarom we de oorsprong en betekenis van de Engelse woorden to vet, to fit en de uitdrukking survival of the fittest moeten onthouden
Auteur(s): 
L. DEVRIESE
Samenvatting: 
De uitdrukking survival of the fittest door Herbert Spencer gebruikt voor het resultaat van watCharles Darwin natural selection noemde, kernbegrip in de evolutieleer, kan actueel potentieel ernstigemisverstanden teweegbrengen. In de tijd van Darwin en Spencer betekende the fittest, diegenedie het best bij een bepaalde (levens)omstandigheid past of die het beste erfelijke potentieel bezat omdaarin te passen of zich aan te passen. Voor levende soorten is variatie een essentiële voorwaarde omin veranderende competitieve omstandigheden te blijven voortbestaan. De basis van Darwins evolutietheorieis dan ook erfelijke variatie binnen de soorten. Die laat toe dat min of meer passende variantenvoorkomen die kunnen overleven en reproduceren. Minder aangepaste vinden minder voedsel, wordenverdrongen en verdwijnen tenslotte: ze sterven uit. Ze worden op natuurlijke wijze weggeselecteerd.Dit is natuurlijke selectie.In de loop van de vorige eeuw nam een heel andere woordbetekenis van fit de overhand: die van ‘gezond,in goede lichamelijke conditie verkerend’. Om dat te begrijpen wordt eerst een korte historischebeschrijving gegeven van twee Engelse termen to vet and to fit, die lange tijd vooral gebruikt werden inpaardenwedrenmilieus. To vet betekent zorgvuldig onderzoeken op eigenschappen en geschiktheid alvorenstoegelaten te worden in races, of, voor wat mensen betreft, in bepaalde functies. De term wordtin de literatuur vermoedelijk ten onrechte gelinkt aan veterinarian (vet). Fit, oorspronkelijk gebruiktvoor ridders en militairen in de betekenis van aan elkaar gewaagd zijn, werd vooral toegepast bij nagenoegeven snelle renpaarden om toegelaten te worden tot welbepaalde wedrennen. Later werd to fitmeer in het algemeen gebruikt om ‘bij elkaar (doen) passen’ aan te duiden en in de vorige eeuw werdde notie ‘in conditie’ of ‘en forme’ (in vorm) eraan gehecht, wellicht ook onder invloed van het woordgebruikin het renpaardenmilieu. Uiteindelijk kreeg de betekenis ‘gezond en/of sterk’ de overhand.
Volledige tekst: 
pp 297-299
Uit het verleden

87 (5) pg 283

Titel: 
Laryngeale hemiplegie bij het paard: een update
Auteur(s): 
E. DE CLERCQ, A. MARTENS
Samenvatting: 
Laryngeale hemiplegie is een bekende aandoening van de bovenste luchtwegen bij het paard. Hetkomt niet alleen voor bij volbloeden maar eveneens bij warmbloedpaarden, koudbloeden en pony’s.Deze aandoening wordt voornamelijk aan de linkerzijde gezien. De functie van de linker nervuslaryngeus recurrens wordt geïnhibeerd, waardoor een verlamming van de linker cricoarythenoïdeusdorsalis-spier optreedt. Laryngeale hemiplegie aan de rechterzijde heeft bijna altijd een onderliggendeoorzaak in tegenstelling tot laryngeale hemiplegie aan de linkerzijde. Deze aandoening geeft mogelijkaanleiding tot een vermindering van het prestatievermogen van het paard, maar vaak is de primaireklacht die de eigenaar waarneemt de aanwezigheid van een inspiratoir geluid. De diagnose is niet altijdsimpel, voornamelijk omdat de meeste praktijkdierenartsen geen endoscoop ter beschikking hebben.Recente studies wijzen uit dat echografisch onderzoek van de larynx kan helpen bij de diagnose vandeze aandoening. Dit is een goed en beter beschikbaar alternatief. Indien de enige klacht die de eigenaarwaarneemt het geluid is dat het paard maakt tijdens de arbeid, dan is een laserbehandeling de bestekeuze. Ondervindt het paard problemen met de intensiteit van het werk dan is verdere chirurgischeinterventie nodig. Laryngoplastie of “tie-back” krijgt tegenwoordig nog steeds de voorkeur van demeeste chirurgen. Er zijn echter nieuwe behandelingen in ontwikkeling, waarbij gebruik wordt gemaaktvan zenuwgreffes en pacemakers om reïnnervatie mogelijk te maken. Deze laatste vernieuwingenzorgen voor een sterke reductie van de complicaties die wel vaker gezien worden bij laryngoplastie.Niettegenstaande is de prognose voor sportpaarden met idiopathische linker laryngeale hemiplegie dieeen laryngoplastie ondergaan zonder postoperatieve complicaties, goed.
Volledige tekst: 
pp 283-296
Permanente vorming

87 (5) pg 277

Titel: 
Een BVDV type 2a-besmetting op een melkveebedrijf in België
Auteur(s): 
J. MARIS, J. LAUREYNS, S. SARRAZIN
Samenvatting: 
In dit artikel wordt het verloop van een boviene virale diarree virus (BVDV) type 2a-besmettingop een Belgisch melkveebedrijf beschreven. In een periode van veertien dagen stiervenzeventien volwassen melkkoeien als gevolg van acuut optredende diarree en dehydratatie. Vanbij het begin van de uitbraak werd aan een infectie met het BVDV gedacht, maar dit vermoedenwerd niet meteen door laboratoriumtesten bevestigd. Pas tijdens de vierendertig daaropvolgendemaanden kon op verschillende tijdstippen BVDV type 2a worden geïdentificeerd.
Volledige tekst: 
pp 277-282
Casuïstiek(en)

87 (5) pg 271-276

Titel: 
Persisterende ductus arteriosus en pulmonalisstenose bij een labrador-retriever
Auteur(s): 
S. VESTER, S. PIL, V. LIEKENS, B. VAN GOETHEM, A. BINETTI, J. SAUNDERS, P. SMETS
Samenvatting: 
Een drie maanden oude, vrouwelijke, intacte labrador-retriever werd doorverwezen wegenseen vermoedelijk congenitaal hartprobleem. Klinische symptomen waren niet aanwezig, maarop het lichamelijk onderzoek werd een luide, continue hartruis met fremitus opgemerkt (graad 5op 6) ter hoogte van de linkerhartbasis. Door middel van echocardiografie werd de diagnose vanpersisterende ductus arteriosus (PDA) en pulmonalisstenose (PS) gesteld. Anderhalve maandna de initiële presentatie werd de PDA chirurgisch gesloten. De PS werd medicamenteus behandeldmet de ß-blokker atenolol en werd verder opgevolgd om de respons op deze therapie ende eventuele noodzaak van een ballonvalvuloplastie te evalueren. Deze casus toont aan dat eenkwalitatief en volledig echocardiografisch onderzoek steeds noodzakelijk is bij een jong dier meteen hartruis. Ook wanneer de oorzaak van de hartruis snel geïdentificeerd kan worden, in hetvoorliggende geval persisterende ductus arteriosus, moet er gecontroleerd worden op eventuelebijkomende afwijkingen, zoals hier pulmonalisstenose.
Volledige tekst: 
pp 271-276
Casuïstiek(en)

87 (5) pg 263

Titel: 
Anesthesie bij een paard met hernia diafragmatica
Auteur(s): 
A.J.H.C. MICHIELSEN, A. BINETTI, J. BRUNSTING, F. GASTHUYS, S. SCHAUVLIEGE
Samenvatting: 
Een acht jaar oude volbloedmerrie werd aangeboden op de Faculteit Diergeneeskunde (UGent)met acute kolieksymptomen. Een hernia diafragmatica werd vermoed aan de hand van het klinischen echografisch onderzoek. Deze diagnose werd nadien bevestigd tijdens een spoedlaparatomie uitgevoerddiezelfde dag. Patiënten met een hernia diafragmatica vormen een uitdaging voor zowel dechirurg als de anesthesist omwille van de verstoorde functie van het middenrif en de verplaatsing vande abdominale organen in de thorax. Het bekomen van optimale ventilatie en oxygenatie zonder schadeaan de longen toe te brengen, is niet vanzelfsprekend. In de voorliggende casus werd een geassisteerdgecontroleerdeventilatie met een intermitterend positieve druk met een laag tidaal volume, lage druken een iets hogere ademhalingsfrequentie toegepast. Naast problemen tijdens de ventilatie was depatiënt cardiovasculair gecompromitteerd. Gedurende de operatie werd, met de eigenaars toestemming,besloten het paard te euthanaseren gezien de ernst en locatie van de hernia.
Volledige tekst: 
pp 263-270
Casuïstiek(en)

87 (5) pg 255-262

Titel: 
Vlaslemen versus stro als risicofactor voor ileumobstipatie bij paarden met koliek: retrospectieve analyse van 2336 gevallen tussen 2008 en 2017
Auteur(s): 
A .DUFOURNI, A. DECLOEDT, L. LEFERE, D. DE CLERCQ, P. DEPREZ, G. VAN LOON
Samenvatting: 
Terwijl ileumobstipatie bij paarden in het zuidoosten van de Verenigde Staten voornamelijk geassocieerdwordt met de sterk lignine-houdende vezels van het mature bermudagrashooi, wordt ileumobstipatiein Europa anekdotisch geassocieerd met het huisvesten van paarden op vlaslemen. Het doelvan deze retrospectieve studie was het bestuderen van het verband tussen ileumobstipatie en het gebruikvan vlaslemen of stro als stalbodembedekking bij paarden aangeboden voor koliek. De medischedossiers van 2336 paarden aangeboden met koliek op de dienst Inwendige Ziekten van de GroteHuisdieren, Universiteit Gent tussen januari 2008 en mei 2017 werden geanalyseerd. Uit de medischedossiers werd informatie verkregen met focus op diagnose, het moment van aanbieden, ras, geslacht,lichaamsgewicht en stalbedding. Door middel van logistische regressie werd de associatie tussen ileumobstipatie en elke individuele variabele bepaald. Variabelen met P < 0,2 werden opgenomen in eenmultivariabel cox-regressiemodel en door middel van de Wald’s test werd de significantie van de parametersbepaald. Verder werd voor de paarden met ileumobstipatie het verband tussen het overlevingspercentageen de bodembedekking of de behandelwijze (medisch of chirurgisch) bepaald. Van de metkoliek aangeboden paarden werd 11,3% op vlaslemen gehuisvest. De totale prevalentie van ileumobstipatiein de bestudeerde populatie was 4,2%. In de vlasgroep was de prevalentie van ileumobstipatie9,4%, terwijl deze in de strogroep 3,6% bedroeg. De odds-ratio voor het ontstaan van ileumobstipatiebij paarden gehuisvest op vlaslemen ten opzichte van op stro gehuisveste paarden bedroeg 2,8 (95%CI 1,7-4,7; P < 0,001) in het multivariabel regressiemodel. Er kon geen significant verband aangetoondworden tussen ileumobstipatie en het moment van aanbieden, leeftijd, geslacht of lichaamsgewicht.Trekpaarden hadden een zes keer hoger risico (OR 6,3; 95% CI 2,4-16,4; P < 0,001) op het ontstaanvan ileumobstipatie dan warmbloeden in het multivariabel regressiemodel. Er kon geen significantverband worden aangetoond tussen het overlevingspercentage en de stalbodembedekking of debehandelwijze. De resultaten van deze retrospectieve studie suggereren dat op vlaslemen gehuisvestepaarden met koliek een hoger risico hebben op het ontstaan van ileumobstipatie dan paarden gehuisvestop stro.
Volledige tekst: 
pp 255-262
Retrospectieve studie

87 (5) pg 245

Titel: 
Contrast-computertomografische bevindingen bij letsels van de schuine en rechte distale sesamsligamenten bij eenendertig paarden
Auteur(s): 
L. RASMUSSEN, J. H. SAUNDERS, H. VAN DER VEEN, E. RAES, E. VAN VEGGEL, K. VANDERPERREN
Samenvatting: 
SAMENVATTINGLetsels van de distale sesamligamenten (DSL) zijn een mogelijke oorzaak van claudicatiebij het paard. Het doel van deze studie was het beschrijven van de bevindingen tijdens contrastcomputertomografischonderzoek (CE-CT) bij paarden met letsels van de DSL in vergelijking met eencontrolegroep. De medische gegevens van paarden doorgestuurd voor een CE-CT-onderzoek tussen2008 en 2015 werden verzameld. De gevallen werden retrospectief geselecteerd op basis van een letselter hoogte van de DSL vastgesteld met CE-CT. Drie paarden hadden enkel een letsel ter hoogte vande DSL, de overige paarden hadden één of meerdere bijkomende letsels. Letsels van de DSL met eentrauma van de kogel en/of desmitis van de interosseustak waren de meest voorkomende combinatiesvan letsels. CE-CT is een waardevolle techniek om letsels van de DSL te diagnosticeren. Het hogeaantal gecombineerde letsels van de DSL en kogel en/of interosseous suggereert dat verder onderzoekraadzaam is wanneer paarden geëvalueerd worden met letsels in deze structuren.
Volledige tekst: 
pp 245-254
Retrospectieve studie