2018 - 87 (2)

Volume 87 (2018), nr. 2

87 (2) pp 105

Titel: 
De Romeinse hondengrafvondsten van Tongeren
Auteur(s): 
L. A.A. JANSSENS
Samenvatting: 
In Tongeren centrum werd bij een opgraving een graf van een grote hond gevonden uit deRomeinse periode. Ter hoogte van de mond lag een vaatwerkje als grafgift: een rond terrasigillata-schaaltje. Dit was of moest doorgaan voor het etensbakje van het dier. Door het afbrekenvan de randen wordt symbolisch aangegeven dat het bakje na de dood niet meer kon wordengebruikt. De symboliek van de etensbak met afgebroken randen kan ook geplaatst worden in eenKeltische traditie waarbij mythische honden dagelijks stukjes van de volle maan afbeten en zode maancyclus creëerden.Deze vondst is uitzonderlijk, maar past in de zeer lange traditie van hondenbegrafenissen, metals vroegste vondst deze van Bonn-Oberkassel daterend van 14 200 jaar geleden en voortdurendtot in het heden. Ook nu nog geven mensen vaak voorwerpen mee bij een graf of urne van hungezelschapsdier.
Volledige tekst: 
pp 105-109
Uit het verleden

87 (2) pp 099

Titel: 
Incomplete ossificatie van de humeruscondylen (IOHC) bij de hond
Auteur(s): 
I. GIELEN, Y. SAMOY, B. VAN RYSSEN
Samenvatting: 
Incomplete ossificatie van de humeruscondylen (IOHC) bij de hond is een vrij zeldzaamelleboogprobleem dat voornamelijk bij spaniëlrassen wordt gezien maar ook bij andere rassenkan voorkomen. Deze aandoening gaat niet altijd gepaard met klinische symptomen maarkan de aanleiding zijn van elleboogkreupelheid en zelfs condylaire humerusfracturen. Dediagnose van IOHC is niet altijd eenvoudig. Radiografisch is de fissuur niet altijd zichtbaar.Computertomografie is de meest efficiënte beeldvormingstechniek om deze aandoening metzekerheid te diagnosticeren. Indien het dier geen klachten vertoont, kan conservatieve therapieworden overwogen maar in geval van kreupelheid is het plaatsen van een compressieschroef demeest gangbare behandeling.
Volledige tekst: 
pp 099-104
Permanente vorming

87 (2) pp 093

Titel: 
Perifeer osteoma van de mandibula bij een kat
Auteur(s): 
J. VAN DUIJL, J.N. WINER, H. DE ROOSTER, B. ARZI
Samenvatting: 
Een zesjarige, mannelijke, gecastreerde kat werd aangeboden voor evaluatie van een orale massa.Op het lichamelijk onderzoek werd een grote harde massa opgemerkt aan de laterale kant van het caudaledeel van de linkermandibula. Abdominale echografie en computertomografie (CT) van de thoraxwerden uitgevoerd om metastasen uit te sluiten. Bijkomend werd een CT-scan van de schedel metintraveneuze contrastvloeistof genomen. Histopathologisch onderzoek van extraorale biopsieën bevestigdede waarschijnlijkheidsdiagnose van perifeer osteoma. Een driedimensionale (3-D), geprinteschedel in combinatie met CT-beelden werd gebruikt om de exacte locatie en omvang van de massa tebeoordelen en om alle belangrijke neurovasculaire structuren te kunnen onderscheiden. Chirurgischedebulking van het osteoma werd uitgevoerd. De kat herstelde zonder problemen, maar de massa kwamnegen maanden na debulking terug. Dat was eerder dan verwacht. Desondanks was de CT-scan van deschedel suggestiever voor terugkeer van het perifere osteoma dan voor een maligne transformatie. Deeigenaren kozen ervoor om niet verder te gaan met caudale mandibulectomie.
Volledige tekst: 
pp 093-098
Casuïstiek(en)

87 (2) pp 086

Titel: 
Intratumorale chemotherapie bij een plaveicelcarcinoom van de huid bij een valkparkiet (Nymphicus hollandicus)
Auteur(s): 
N. VAN HECKE, A. MARTEL, A. GARMYN, I. VAN DE MAELE, T. HELLEBUYCK, S. CROUBELS, R. DUCATELLE, G. ANTONISSEN
Samenvatting: 
Een acht jaar oude, vrouwelijke valkparkiet (Nymphicus hollandicus) werd aangeboden metklachten van anorexie, lethargie, een massa onderaan de vleugel en verkleuring van het vederkleed.Het lichamelijk onderzoek toonde een ulceratief nodulair letsel van de huid van ongeveer 4 cm³,ventromediaal op de vleugel ter hoogte van het propatagium en de humerus. Op een laterale enventrodorsale radiografie was er als enige afwijking hepatomegalie zichtbaar.Na een stabilisatieperiode werd er een chirurgische excisie van de tumor uitgevoerd. Uit het histopathologischonderzoek en de bacteriële cultuur van de chirurgisch verwijderde massa bleek de laesieeen integumentaal plaveicelcarcinoom te zijn, secundair bacterieel geïnfecteerd met Corynebacteriumsp. Vier weken postoperatief was de tumor gerecidiveerd. Een behandeling met chemotherapie werdopgestart, waarbij éénmaal per week carboplatine intratumoraal (1,5 mg/cm³) werd toegediend. Omwillevan de verdere tumorgroei na de tweede toediening van carboplatine werd de massa gereseceerdvoordat de volgende toediening van carboplatine plaatsvond. De vogel overleed echter tijdens de anesthesie.Histopathologisch en immunohistochemisch onderzoek toonde degeneratie van de tumor metintercellulair oedeem en vacuolisatie van de tumorcellen aan, ondanks de toenemende tumorgrootte.Vermoedelijk was dit het resultaat van de carboplatinetoediening. Verder onderzoek is nodig om dewerkzaamheid en veiligheid van de intratumorale toediening van carboplatine te bestuderen als behandelingsoptiebij vogels met een plaveicelcarcinoom van de huid.
Volledige tekst: 
pp 086-092
Casuïstiek(en)

87 (2) pp 076

Titel: 
Artroscopische bevindingen bij 84 caniene ellebogen met erosie van het mediale gewrichtscompartiment
Auteur(s): 
E. COPPIETERS , E. DE BAKKER, B. BROECKX, Y. SAMOY, G. VERHOEVEN, E. VAN DER VEKENS, B. VAN RYSSEN
Samenvatting: 
Elleboogdysplasie is een veel voorkomende oorzaak van manken op de voorpoot bij grote hondenrassen.Het doel van deze studie was om de artroscopische bevindingen geassocieerd met erosievan het mediale elleboogcompartiment te beschrijven. Uit een medische database werden de dossiersgeselecteerd van honden gediagnosticeerd met erosie van het mediale elleboogcompartiment. In deperiode 2008-2012 werden 84 ellebogen (66 honden) gediagnosticeerd met deze aandoening. De radiografischegraad van osteoartritis werd bepaald en de artroscopische beelden en video’s werden indetail geëvalueerd. Bij negen gewrichten (10,7%) was erosie de enige pathologische bevinding (=groep 1). Groep 2 (n = 50, 59,5%) betrof ellebogen met erosie van het mediale compartiment en eenletsel van de mediale processus coronoïdeus. In groep 3 (n = 25, 29,8%) werd erosie van het medialecompartiment gediagnosticeerd tijdens een revisie-artroscopie bij honden die reeds eerder behandeldwerden voor een letsel van de mediale processus coronoïdeus. Bij het vergelijken van de groepen waser een significant verschil (p < 0,001) in leeftijd waarbij de honden in groep 1 het oudste waren. Ingroep 1 werd voornamelijk complete erosie van het mediale gewrichtscompartiment gezien, terwijl ingroep 2 meestal focale erosie werd opgemerkt. Bij 58,3% van de gewrichten (49/84) werd eveneenskraakbeenschade in het laterale gewrichtscompartiment waargenomen.
Volledige tekst: 
pp 076-085
Retrospectieve studie

87 (2) pp 66

Titel: 
Trypanozoma equiperdum bij het paard – een onbekende bedreiging ?
Auteur(s): 
Y. AHMED, A. HAGOS, B. MERGA, A. VAN SOOM, L. DUCHATEAU, B.M. GODDEERIS, J. GOVAERE
Samenvatting: 
Dourine is een infectieuze en venerisch overdraagbare ziekte bij paarden die veroorzaakt wordtdoor Trypanosoma equiperdum. Deze aandoening is endemisch in Zuid-Amerika, Mongolië, Namibië,Ethiopië, Rusland en Oost-Europa en heeft een negatieve invloed op de gezondheid van de betreffendepaardenpopulaties.De ziekteverspreiding kan bespoedigd worden door het transport van geïnfecteerde dieren ensperma. De huidige kennis over de infectiviteit van het agens tijdens de prepatentperiode bij besmettedieren is minimaal. Aldus kan Dourine in landen verspreid worden die voorheen vrij waren van deziekte. De eigenlijke diagnose is gebaseerd op de identificatie van de parasiet. Gezien dit in de praktijkmeestal niet haalbaar is, wordt het klinisch beeld samen met niet-specifieke serologische testen gebruiktom de ziekte vast te stellen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven over het belang van Dourinebij het paard. Verder worden de epidemiologie, het klinische ziektebeeld alsook de mogelijkheden vandiagnostiek en behandeling besproken.
Volledige tekst: 
pp 66-75
Overzichtsartikel(en)

87 (2) pp 059

Titel: 
Stress bij wilde en in gevangenschap levende slangen: kwantificatie, gevolgen en het belang van management
Auteur(s): 
J. VAN WAEYENBERGE, J. AERTS, T. HELLEBUYCK, F. PASMANS, A. MARTEL
Samenvatting: 
Net zoals bij andere diersoorten hebben stress en verminderd welzijn een negatief effect op dementale status, gezondheid en op het gedrag van zowel in het wild als in gevangenschap levendeslangen. Naast antropogene verstoring zijn de beschikbaarheid van voedsel en schuilplaatsen,de aanwezigheid van predatoren en omgevingscondities, zoals seizoenale en klimatologischeveranderingen, de belangrijkste factoren die stress en welzijn van wilde slangenpopulatiesbeïnvloeden. Bij in gevangenschap levende slangen is een ongeschikt management de meestprominente reden van chronische stress en verminderd welzijn. Chronische stress kan bepaaldworden door gedragswijzigingen van de slang, maar een gestandaardiseerde kwantificatiemethodeom (chronische) stresslevels accurater te bepalen, ontbreekt. Een biomerker die gebruikt kan worden,is het gehalte aan corticosterone in bloedplasma, feces en vervellingshuid. 
Volledige tekst: 
pp 059-065
Overzichtsartikel(en)