2018 - 87 (1)

Volume 87 (2018), nr. 1

87 (1) pp 53

Volledige tekst: 
pp 53-54
Vraag en antwoord

87 (1) pp 47

Titel: 
Staarten couperen: modeverschijnsel in de late 19de eeuw geïntroduceerd bij het Belgisch trekpaard
Auteur(s): 
L. DEVRIESE
Samenvatting: 
In tegenstelling tot wat veelal gedacht wordt, is de gewoonte om staarten te couperen bijhet Belgisch trekpaard nog niet zo oud. De ingreep werd geïntroduceerd in de laatste decenniavan de 19de eeuw. Talrijke afbeeldingen, schilderijen van beroemde dierenschilders, zoals AlfredVerwee (1838 – 1895) en anderen, tonen prijsdieren en werkpaarden voor dagelijks gebruikvoorzien van intacte staarten met volle beharing. Op de foto’s en schilderijen is ook te zien datde stompen in de eerste decennia na het in zwang komen van het couperen nog vrij lang gelatenwerden. In het begin werd er ‘angliseren’ toegepast, i.e. amputeren gepaard met doorsnijdenvan de staartbuigspiertjes om de stomp en de ingekorte waaier doorlopend te laten oprichtenen ‘krachtig’ te doen uitkomen, zoals dat ook bij dure rij- en koetspaarden het geval was. Laterwerd de amputatie alsmaar dichter bij de staartbasis uitgevoerd en konden de buigspiertjesintact gelaten worden.Het ‘trickle-down effect’ van de mode, navolging van wat gebruikelijk was bij de paradepaardenvan de upper class, speelde hierin een allesoverheersende rol. De operatie werd algemeen preciesin de tijd dat het Belgisch trekpaard nationaal en internationaal zijn grootste bloeiperiode kende.Vandaar wellicht dat de praktijk zo innig geassocieerd werd met het succes van dit type paard.Hoewel de ingreep sinds geruime tijd verboden is, wordt hij toch toegepast onder medischevoorwendsels: om komaf te maken met slecht helende staartwonden.
Volledige tekst: 
pp 47-52
Uit het verleden

87 (1) pp 37

Titel: 
Rationele antimicrobiële therapie voor sepsis bij runderen in het licht van de nieuwe wetgeving over kritisch belangrijke antibiotica
Auteur(s): 
B. PARDON, P. DEPREZ
Samenvatting: 
Sepsis is een levensbedreigende aandoening bij rundvee, net zoals bij de mens. Het snel toedienenvan een breedspectrum-, bactericide antibioticum via intraveneuze weg is cruciaal voor een succesvollebehandeling van sepsis. De nieuwe wetgeving limiteert echter het gebruik van de kritisch belangrijkefluoroquinolonen en cefalosporinen bij voedselproducerende dieren. Deze antimicrobiële middelenworden als zeer effectief ervaren voor de behandeling van sepsis en werden vroeger dan ook veelvuldigingezet voor deze indicatie. Het doel van dit artikel is een overzicht te geven van de huidige kennisover sepsis bij runderen om praktijkdierenartsen te sturen in hun beslissingsproces voor de behandelingvan sepsis. De incidentie van sepsis bij rundvee wordt hoogstwaarschijnlijk ernstig onderschat.De ziekte werd vrijwel niet onderzocht bij runderen, wat het opstellen van speciesspecifieke richtlijnensterk bemoeilijkt. De diagnose van sepsis door middel van bloedonderzoek is met de huidige laboratoriumtechnologievoldoende accuraat. Mogelijke hinderpalen voor een meer veralgemeende toepassingzijn de minder hygiënische stalomgeving en de beperkte beschikbaarheid van aangepaste apparatuur inveterinaire labo’s, maar deze lijken niet onoverkomelijk. Ernstige sepsis en septische shock zijn mogelijkde enige indicaties die in aanmerking komen voor het hoogdringendheidscriterium zoals in dewetgeving weergegeven, maar het is belangrijk in te zien dat er ook antimicrobiële behandelingen metniet kritisch belangrijke moleculen bestaan met een mogelijk gelijkaardige effectiviteit.
Volledige tekst: 
pp 37-46
Permanente vorming

87 (1) pp 30

Titel: 
Incisionele negatieve-druktherapie na voorpootamputatie bij een hond
Auteur(s): 
M.L. GO, N. VALLARINO, N. DEVRIENDT, B. VAN GOETHEM, I. POLIS, E. STOCK, H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
Een vier jaar oude, mannelijke, gecastreerde Duitse herder werd aangeboden met erg manken opde linkervoorpoot ten gevolge van een fibrosarcoma lateraal van de elleboog. Omdat een wijde excisievan de slecht omschreven tumor onmogelijk was, werd er besloten om een pootamputatie uit te voeren.Onmiddellijk postoperatief werd incisionele negatieve-druktherapie toegepast om het risico oppostoperatieve complicaties te minimaliseren. Over de incisielijn werd een PrevenaTM wondverbandaangebracht, verbonden met een negatieve-drukpomp ingesteld op een continue druk van -125 mmHg.Het verband werd 72 uur later verwijderd. Er traden geen complicaties op en de verdere heling verliepprobleemloos.
Volledige tekst: 
pp 30-36
Casuïstiek(en)

87 (1) pp 22

Titel: 
Voorkomen van resistentie tegen de ‘meest kritisch belangrijke antimicrobiële geneesmiddelen’ bij Escherichia coli-isolaten van hond en kat
Auteur(s): 
A. VAN CLEVEN, F. BOYEN, D. PAEPE, I. CHANTZIARAS, S. SARRAZIN, F. HAESEBROUCK, J. DEWULF
Samenvatting: 
Om een beter inzicht te krijgen in het voorkomen van antimicrobiële resistentie tegen ‘demeest kritisch belangrijke antibiotica met hoogste prioriteit voor humane geneeskunde’ bij kleinehuisdieren werd een descriptieve retrospectieve analyse van 811 antibiogrammen bij hond en katuitgevoerd. De antibiogrammen werden door een diergeneeskundig, diagnostisch laboratoriumuitgevoerd op 811 Escherichia coli-isolaten afkomstig van klinische stalen van honden en kattengenomen door dierenartsen uit Vlaanderen, waarbij de isolaten voornamelijk van fecale (62,5%)of urogenitale (30,5%) oorsprong waren. De antimicrobiële gevoeligheid werd bepaald aan dehand van de disk-diffusiemethode met breekpunten voorzien door de leverancier van de antibioticumschijfjes.Met deze testmethode was 9,5% van de Escherichia coli-isolaten resistent tegenof intermediair gevoelig voor marbofloxacine, 16,7% voor enrofloxacine en 15,7% voor cefovecin.Het enigszins onverwachte verschil in resistentie tussen marbofloxacine en enrofloxacine kanmogelijk ten minste deels verklaard worden door de verschillende klinische breekpunten diegebruikt worden om de resultaten van een gevoeligheidstest voor honden- en kattenisolaten bijbeide agentia te interpreteren. Het is mogelijk dat de waargenomen resistentie in deze studie hetgevolg is van het regelmatige gebruik van onder andere fluoroquinolonen en derdegeneratiecefalosporinen,zodat het gebruik van deze ‘meest kritisch belangrijke antibiotica met hoogsteprioriteit voor humane geneeskunde’ een belangrijk aandachtspunt in de kleinehuisdierensectorblijft.
Volledige tekst: 
pp 22-29
Retrospectieve studie

87 (1) pp 14

Titel: 
Tricuspidalisdysplasie bij de hond
Auteur(s): 
S. FAVRIL, B.J.G. BROECKX , H. DE ROOSTER, P. SMETS, L. PEELMAN, V.C. BAVEGEMS
Samenvatting: 
In dit artikel wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de verschillende aspecten van tricuspidalisklepdysplasiebij honden. Deze aangeboren aandoening werd beschreven bij diverse grote hondenrassenmaar voornamelijk de labrador-retriever is gepredisponeerd. Tricuspidalisklepdysplasie isrelatief zeldzaam met een prevalentie van ongeveer zeven procent van alle congenitale hartafwijkingenbij de hond. De asymptomatische fase kan meerdere jaren duren en hangt voornamelijk af van de ernstvan de afwijking. Tijdens de klinische fase kunnen inspanningsintolerantie, vermoeidheid, anorexie,cardiale cachexie, dyspneu en tekenen van rechterharthalen aanwezig zijn. Echocardiografie inclusiefeen doppleronderzoek is noodzakelijk om de diagnose te bevestigen. Een definitieve behandelingbestaat uit het chirurgisch vervangen van de klep maar dit is technisch moeilijk en bevindt zich bij hondennog in de experimentele fase. Een ondersteunende therapie wordt ingesteld zodra de hond symptomenvan congestief hartfalen ontwikkelt en bestaat uit het toedienen van diuretica, ace-inhibitorenen positief-inotrope farmaca.
Volledige tekst: 
pp 14-21
Overzichtsartikel(en)

87 (1) pp 3

Titel: 
Tandheelkunde bij het paard in de 21e eeuw - Deel 3: Behandeling van gebitsproblemen
Auteur(s): 
E. POLLARIS, S. SCHAUVLIEGE, L. VLAMINCK
Samenvatting: 
In deel 1 en 2 van deze reeks over tandheelkunde bij het paard, die respectievelijk in nummer 4van 2015 en 2016 verschenen zijn, werden de meest voorkomende problemen van het paardengebiten hun diagnose toegelicht. In dit derde en laatste deel wordt er dieper ingegaan op mogelijkebehandelingsopties en de gevallen waarin ze kunnen worden toegepast. Samen met de groeiendebelangstelling voor het paardengebit en de toenemende kennis hiervan zijn de behandelingsoptiesen het beschikbare instrumentarium in de loop der jaren sterk geëvolueerd. Dit geeft zowel depraktijkdierenarts als de meer gespecialiseerde dierenarts de mogelijkheid om zeer uiteenlopendegebitsproblemen afdoende te behandelen.
Volledige tekst: 
pp 03-13
Overzichtsartikel(en)