2017 - 86 (3)

Volume 86 (2017), nr. 3

86 (3) pp 198

Volledige tekst: 
pp 198-199
Vraag en antwoord

86 (3) pp 183

Titel: 
Pyothorax bij de kat en de hond
Auteur(s): 
F. GORRIS, S. FAUT, S. DAMINET, H. DE ROOSTER, J. H. SAUNDERS, D. PAEPE
Samenvatting: 
Pyothorax, of thoraxempyeem, is een infectie van de pleurale holte, gekenmerkt door een accumulatievan purulent exudaat. Het is een levensbedreigende aandoening, zowel bij honden als bij katten,met een gereserveerde prognose. Dyspnee en/of tachypnee, anorexie en lethargie zijn de meestvoorkomende symptomen. De diagnose is meestal gemakkelijk te stellen aan de hand van de klinischesymptomen en onderzoek van het pleurale vocht, inclusief een cytologisch en bacteriologisch onderzoek.Meestal wordt orofaryngeale flora geïsoleerd in de pleurale effusie. De behandeling kan zowelmedicamenteus als chirurgisch zijn, maar moet snel en agressief ingesteld worden. In dit artikel wordteen overzicht gegeven van de meest voorkomende oorzaken van zowel feliene als caniene pyothorax,waarbij gelijkenissen en verschillen worden besproken. Epidemiologie, klinische symptomen, diagnose,behandeling en prognose komen uitgebreid aan bod.
Volledige tekst: 
pp 183-197
Permanente vorming

86 (3) pp173

Titel: 
De impact van advies omtrent het gebruik van antimicrobiële middelen op het voorschrijfgedrag in veertien Vlaamse praktijken voor kleine huisdieren
Auteur(s): 
S. SARRAZIN, F. VANDAEL, A. VAN CLEVEN, E. DE GRAEF, H. DE ROOSTER, J. DEWULF
Samenvatting: 
Aan de hand van een prospectieve studie werd het voorschrijfgedrag met betrekking tot antimicrobiëlemiddelen onderzocht in veertien eerstelijnspraktijken voor kleine huisdieren. Verschillen inhet aantal consultaties van katten en honden waarbij antimicrobiële middelen werden voorgeschreven,werden onderzocht gedurende één maand voor en minstens twintig dagen na het invoeren van deadviezen betreffende het gebruik van antimicrobiële middelen. Daarnaast werden ook veranderingenin de keuze van actieve substanties vergeleken met de adviezen. Het aantal consultaties waarbijantimicrobiële middelen werden voorgeschreven daalde zowel bij honden als katten (−12% bijbeide diersoorten) na het invoeren van de adviezen. Er was een stijging in het aantal consultatiesbij katten (+13%) en honden (+10%) in de praktijken waar de dierenartsen handelden volgens deadviezen. Er werd echter ook een stijging vastgesteld in het voorschrijven van derdekeuze- en kritischbelangrijke antimicrobiële middelen bij kat (+8% en +12%, respectievelijk) en hond (beide +5%).Deze onverwachte stijging wijst erop dat het verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen verderonder de aandacht dient te worden gebracht.
Volledige tekst: 
pp 173-182
Voor de praktijk

86 (3) 162

Titel: 
Twee gevallen van feliene pyothorax: medicamenteuze versus chirurgische behandeling en geassocieerde uitdagingen
Auteur(s): 
F. GORRIS, S. FAUT, H. DE ROOSTER, E. VANDERVEKENS, T. BOSMANS, S. DAMINET, P. SMETS, D. PAEPE
Samenvatting: 
Pyothorax is een aandoening die niet vaak voorkomt bij katten. De onderliggende oorzaken enbehandelingskeuze variëren sterk naargelang het geval. In het voorliggende artikel worden twee uitdagendecasussen van pyothorax bij de kat besproken. In de eerste casus wordt een vrouwelijke, gesteriliseerdeEuropese korthaar van negen jaar met pyothorax ten gevolge van Bacteroides fragilis besproken.Bij presentatie van de kat op de Faculteit Diergeneeskunde (UGent) werd bij het dier bovendienhet feliene immunodeficiëntie virus gediagnosticeerd. De pyothorax werd succesvol behandeld metmedicamenteuze therapie, maar de kat herviel drie maanden nadien en werd geëuthanaseerd. In detweede casus wordt een mannelijke, gecastreerde Britse korthaar van tien jaar beschreven, waarbij ophet cytologisch onderzoek van de pleurale effusie filamenteuze bacteriën geïdentificeerd werden. Dekat onderging een chirurgische ingreep, herstelde uiteindelijk goed en vertoonde geen tekenen vanrecidief tot twee maanden postoperatief. De uitdagingen bij het maken van belangrijke beslissingen ende complicaties tijdens de behandeling worden besproken.
Volledige tekst: 
pp 162-172
Casuïstiek(en)

86 (3) pp 155

Titel: 
Chirurgische behandeling van een sublinguale sialocoele (ranula) bij een kat
Auteur(s): 
W. VERHOEVEN, A. KITSHOFF , N. DEVRIENDT, V. DEHUISSER , H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
In deze casuïstiek wordt een zeven jaar oude, mannelijke, gecastreerde, Europese korthaarmet een ranula beschreven. De patiënt werd aangeboden vanwege een sublinguale zwelling aande rechterkant die chirurgisch werd behandeld door middel van marsupialisatie en excisie vande mandibulaire en sublinguale speekselklieren. Histopathologisch onderzoek van de verwijderdeweefsels bevestigde de diagnose van een ranula en toonde de onopzettelijke resectie van derechter submandibulaire lymfeknopen. Vijf maanden na de ingreep werden er geen complicatiesof recidieven vastgesteld.
Volledige tekst: 
pp 155-161
Casuïstiek(en)

86 (3) pp 148

Titel: 
Diagnostische benadering van cryptorchidie bij de hengst
Auteur(s): 
L. DE LANGE, K. ROELS, C. VERVERS, M. VAN DE VELDE, P. CORTY, J. GOVAERE
Samenvatting: 
De diagnose van cryptorchidie bij het paard is vaak een uitdaging aangezien niet altijddefinitief uitsluitsel kan gegeven worden op basis van de anamnese, het klinische onderzoeken het rectaal en echografisch onderzoek. Verschillende endocrinologische diagnostische testenzoals de bepaling van het testosteron-, androstenedione-, oestrogenen-, urinaire steroïden- enhet antimülleriaans hormoongehalte, die de aanwezigheid van testiculair weefsel aantonen, zijnbeschreven. In dit artikel wordt getracht om de voor- en nadelen van deze testen te vergelijken,zodat practici een idee krijgen welke testen in de praktijk gebruikt kunnen worden.
Volledige tekst: 
pp 148-154
Overzichtsartikel(en)

86 (3) pp 136

Titel: 
Pathofysiologie van lipopolysaccharide geïnduceerde inflammatoire respons bij vogels
Auteur(s): 
R. HOUBEN, S. CROUBELS, A. WATTEYN, G. ANTONISSEN
Samenvatting: 
Inflammatie is een beschermende respons op infectie en/of weefselschade die gepaard gaatmet de migratie van immuuncellen en mediatoren van de circulatie naar het betreffende weefsel.Deze respons dient om de initiële noxe (onder andere lipopolysaccharide of LPS) te verwijderenen genezing en herstel van het beschadigde weefsel te bekomen. LPS is een onderdeel van debuitenste celmembraan van gramnegatieve bacteriën dat pro-inflammatoire eigenschappenheeft en na toediening bij vogels een ontstekingsreactie teweegbrengt. Deze ontstekingsreactiegaat gepaard met onder andere veranderingen in lichaamstemperatuur, de productie vanpro-inflammatoire cytokinen en vorming van acutefase-eiwitten, leukocytose en ziektegedrag.In welke mate elk van deze symptomen aanwezig is bij vogels hangt af van de vogelsoort.Bovendien zijn er verschillen met zoogdieren. De karakteristieken en pathofysiologischegevolgen van een ontstekingsreactie worden vaak bestudeerd in LPS-inflammatiemodellen. Dezeinflammatiemodellen kunnen vervolgens toegepast worden in farmacodynamiekstudies om hetklinisch effect van anti-inflammatoire geneesmiddelen, zoals niet-steroïdale ontstekingsremmers(NSAIDs) te beoordelen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de LPS-geïnduceerdeinflammatoire respons bij vogels.
Volledige tekst: 
pp 136-147
Overzichtsartikel(en)

86 (3) pp 127

Titel: 
Negatieve druktherapie: het verleden en de toekomst
Auteur(s): 
M.L. GO, M. OR, B. VAN GOETHEM, A. KITSHOFF, E. ABMA, H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
Bij negatieve druktherapie wordt het wondbed onderworpen aan een negatieve druk omdat dit positieveeffecten heeft op de wondheling. Negatieve druktherapie kan worden toegepast op verschillende soorten wonden,huidtransplantaten en -flappen, open abdomen en gesloten incisies.Negatieve druktherapie wordt al eeuwen gebruikt in de humane geneeskunde. Al in de Romeinse tijd (rond27 v.Chr.) gebruikte men door mensen gegenereerde zuigkracht om verwondingen beter te laten helen. Europeseen Russische artsen ontwikkelden later verschillende geavanceerde methoden en systemen om negatieve drukop wonden toe te passen. De positieve bevindingen in de humane geneeskunde wakkerden de interesse vanonderzoekers in de diergeneeskunde aan. De laatste twintig jaar wordt negatieve druktherapie bij dieren ingezetin talrijke experimentele en klinische omstandigheden, maar veel onderzoek moet echter nog gedaan worden.Anderzijds worden voortdurend nieuwe technieken ontwikkeld en de bestaande studies voorspellenveelbelovende toekomstmogelijkheden voor negatieve druktherapie in de diergeneeskunde.
Volledige tekst: 
pp 127-135
Overzichtsartikel(en)