2017 - 86 (1)

Volume 86 (2017), nr. 1

86 (1) pp 56

Volledige tekst: 
pp 56-59
Vraag en antwoord

86 (1) pp 47

Titel: 
Neurologisch onderzoek bij paarden in de praktijk
Auteur(s): 
J. RIJCKAERT, L. LEFÈRE EN G. VAN LOON
Samenvatting: 
Een grondig neurologisch onderzoek is aangewezen wanneer een paard tekenen vertoont vanzenuwstoornissen maar ook in gevallen waarbij het belangrijk is te bevestigen dat een paardneurologisch normaal is. Het voornaamste doel van het neurologisch onderzoek is uitmaken ofer neurologische afwijkingen zijn en in tweede instantie wordt getracht de primaire oorzaak enlokalisatie hiervan te achterhalen. Een gestandaardiseerde van-kop-tot-staartbenadering vermijdtdat er afwijkingen over het hoofd gezien worden. Daarom start het onderzoek steeds methet afnemen van een goede anamnese, observatie van het paard met aandacht voor het bewustzijn,gedrag, houding en stand en met een klinisch onderzoek. Vervolgens worden de kopzenuwengetest door middel van onder andere dreig-, pupil- en ooglidreflex. De hals, romp, ledematenen staart worden onderzocht om asymmetrieën of toegenomen of verminderde sensatie aan hetlicht te brengen. Daarna wordt het paard in beweging bekeken waarbij vooral de overgangen enhet stappen in kleine cirkels en zigzaglijnen, gebreken in de coördinatie kunnen aantonen. Hetonderscheid met orthopedische problemen is echter niet altijd eenvoudig te maken. Vooral paardenin laterale decubitus vormen een extra uitdaging voor de onderzoeker aangezien het neerliggenop zich reeds een afwijking in responsen kan veroorzaken. Bijkomend onderzoek is daaromvaak gewenst om een neurologisch probleem te bevestigen of om een letsel in beeld te brengen.Bloedonderzoek (algemeen, serologie, virusisolatie), lever- of spierbiopten, onderzoek van cerebrospinaalvocht en radiografieën kunnen in de praktijk uitgevoerd worden. In gespecialiseerdecentra zijn elektrodiagnostische testen beschikbaar en uitgebreide beeldvormingsmogelijkheden(CT, MRI, scintigrafie). Door deze technieken te combineren met het klinisch neurologisch onderzoekkan een (differentiaal)diagnose (op)gesteld worden.
Volledige tekst: 
pp 47-55
Permanente vorming

86 (1) pp 40

Titel: 
Gelijktijdige uitbraken van verschillende avipoxvirussen bij humboldtpinguïns in dierenpark Planckendael en bij kippen van commerciële pluimveebedrijven in België
Auteur(s): 
V.R.A.P. REDDY, F. VERCAMMEN, I. TRUS, H.J. NAUWYNCK
Samenvatting: 
In de huidige studie worden de eerste uitbraak van een pinguïnpokkenvirus (PPV) bijhumboldtpinguïns (Spheniscus humboldti) en een aantal uitbraken van pluimveepokkenvirus (FPV)bij legkippen beschreven. Huidgezwellen zoals wratten werden waargenomen ter hoogte van de ogenbij vier jonge humboldtpinguïns en cutane nodulaire laesies op de kam, lellen en op onbevederde huidalsook rond de ogen van legkippen. Histopathologie (FPV en PPV), elektronenmicroscopie (PPV),virusisolatie (FPV) en PCR-amplificatie (FPV en PPV) bevestigden dat beide isolaten behoren tothet genus avipoxvirus (APV). Volgens de fylogenetische analyse van het P4b-kerneiwitgen kunnenenerzijds de Belgische humboldt PPV’s gegroepeerd worden met sequenties van vrije uitloop en wildevogelsoorten van de Verenigde Staten en Europa (99-100% homologie) en anderzijds alle BelgischeFPV-isolaten geclusterd worden met FPV-isolaten van kippen, kalkoenen, kanaries (scharrel- en wildedieren) en verzwakte levende vaccins uit de hele wereld (100% homologie).
Volledige tekst: 
pp 40-46
Casuïstiek(en)

86 (1) pp 35

Titel: 
Fysaire dysplasie van de femurkop bij een jonge golden retriever
Auteur(s): 
K.J.M. VAN HOOF, E. VAN DER VEKENS, Y. SAMOY, E. DE BAKKER, E. STOCK
Samenvatting: 
Een één jaar oude, mannelijke, gecastreerde golden retriever werd aangeboden met chronischprogressieve symptomen van manken en pijn op de achterhand. Op orthopedisch onderzoekwerden spieratrofie van de achterpoten vastgesteld, uitgesproken pijnreactie bij extensie vande heupen en crepitatie ter hoogte van beide heupgewrichten. Een ventro-dorsale radiografievan de heupen toonde een heterogeen aspect met radiolucente zones van beide femurhalzen.Er was bilateraal een craniale verplaatsing van de femurhals ten opzichte van de femurkopzichtbaar ten gevolge van een fractuur ter hoogte van de groeiplaat. De diagnose van bilaterale,fysaire dysplasie van de femurkop werd gesteld. Er werd een bilaterale femurkop en -halsexcisieuitgevoerd, waarna de hond fysio- en hydrotherapie onderging.De diagnose van fysaire dysplasie van de femurkop kan gemist worden door de subtieleradiografische bevindingen in de beginfase. Desalniettemin is een correcte diagnose in een vroegstadium essentieel, gezien de behandelingsopties bij verdere progressie van de aandoeningafnemen.
Volledige tekst: 
pp 35-39
Casuïstiek(en)

86 (1) pp 29

Titel: 
Therapeutisch ultrageluid als ondersteuning bij de behandeling van een tibiafractuur bij een hond
Auteur(s): 
J. HEREMANS, E. DE BAKKER, B. VAN RYSSEN, Y. SAMOY
Samenvatting: 
Een zes jaar oude, mannelijke, gecastreerde Berner sennenhond werd aangeboden met de klachtvan acuut manken ter hoogte van de linkerachterpoot. Op basis van de symptomen, het orthopedischonderzoek en radiografieën werd een voorstekruisbandruptuur vastgesteld. Er werd een TTA-rapidingreepuitgevoerd, met goed resultaat. Twee weken postoperatief trad een fractuur van de proximaletibia op door overdreven activiteit van de hond. Conservatieve therapie bestaande uit een spalk enhokrust werd geadviseerd. Omdat dit geen beterschap bracht, werd fysiotherapie met ultrageluid enoefeningen gestart om de botheling te stimuleren. Na acht sessies was de hond klinisch beter en ookde radiografieën toonden een goede evolutie met duidelijke callus. Follow-up controles bevestigden degunstige evolutie.
Volledige tekst: 
pp 29-34
Casuïstiek(en)

86 (1) pp 24

Titel: 
Monotherapie met prednisolone bij honden met meningo-encefalitis van onbekende oorsprong
Auteur(s): 
I. CORNELIS, L. VAN HAM, S. DE DECKER, K. KROMHOUT, K. GOETHALS, I. GIELEN, S. BHATTI
Samenvatting: 
Meningo-encefalitis van onbekende oorsprong is een vaak gediagnosticeerde neurologische aandoeningdie meestal fataal afloopt. Het doel van deze retrospectieve studie was het evalueren van driebehandelingsschema’s enkel bestaande uit prednisolone, gedoseerd in een afbouwend schema van drie,acht of achttien weken. De diagnose werd gesteld aan de hand van in de literatuur beschreven klinischecriteria. Zevenendertig honden werden in de studie opgenomen, waarvan er zeventien, vijftien en zesrespectievelijk het gedurende drie-, acht- en achttien-weken afbouwend schema toegediend kregen. Erwerd een significant verschil waargenomen in overlevingstijd tussen de drie schema’s. Zevenendertig% van de honden in de studie stierf of werd geëuthanaseerd wegens de aandoening. Verrassend genoegwerd de hoogste mortaliteit vastgesteld in de groep die behandeld werd met het acht weken afbouwendschema (56%), gevolgd door het drie weken (26%) en het achttien weken afbouwend schema(0%). Gebaseerd op deze resultaten kunnen er geen definitieve conclusies getrokken worden voor watbetreft het ideale cortisonebehandelingsschema voor honden met meningo-encefalitis van onbekendeoorsprong, maar een meer agressief en immunosuppressief schema zou kunnen leiden tot een lageremortaliteit.
Volledige tekst: 
pp 24-28
Retrospectieve studie

86 (1) pp16

Titel: 
Evaluatie van de ruminale functie bij Belgische melkkoeien verdacht van subacute pensacidose
Auteur(s): 
F. LESSIRE, E. KNAPP, L. THERON, J.L HORNICK, I. DUFRASNE, F. ROLLIN
Samenvatting: 
Sinds jaren wordt subacute pensacidose (SARA) beschouwd als een belangrijk probleem ophoogproductieve melkveebedrijven. Meerdere studies uitgevoerd in Europa bevestigen dit. Er zijnechter belangrijke verschillen in de productie en de voeding van melkvee in Wallonië. Het doel vandeze studie is na te gaan of de melkkoeien op Waalse bedrijven verdacht van SARA, werkelijk een telage zuurtegraad (pH) van de pensinhoud hebben.Vierentwintig melkveebedrijven werden bezocht en van 172 koeien werd pensvocht afgenomenvia een slokdarmsonde, i.e. sonde van Geishauser. Van elk staal werd de pH-waarde bepaald, demethyleenblauw-reductietest werd uitgevoerd en de beweeglijkheid van de protozoa werd microscopischbeoordeeld. Gebaseerd op die analyses had geen enkele geteste melkkoe een penspH lager dan 5,5.Slechts tien melkkoeien konden in aanmerking komen als risicodieren voor SARA. Daarentegenwerd bij achttien dieren vastgesteld dat de pH hoger was dan 7,0 en dat hun pensflora onvoldoendeactief was. Uit deze studie blijkt dat pensalkalose meer voorkomt dan SARA op hedendaagse Waalsemelkveebedrijven.
Volledige tekst: 
pp 16-23
Origine(e)l(e) artikel(en)

86 (1) pp 05

Titel: 
Chromatoforoma’s bij reptielen
Auteur(s): 
A. LANCKNEUS, A. MARTEL, L. BOSSELER, T. HELLEBUYCK
Samenvatting: 
Neoplasieën van de pigmentcellen of chromatoforen bij reptielen worden naargelang hunoorsprong geclassificeerd als melanoforoma’s, iridoforoma’s, xantoforoma’s, erytroforoma’s ofgemengde chromatoforoma’s. In tegenstelling tot wat oorspronkelijk verondersteld werd, komendeze primaire, cutane neoplasieën regelmatig voor bij in gevangenschap gehouden reptielen. Melanoforoma’sen iridoforoma’s worden het meest frequent vastgesteld. Een definitieve diagnosevan chromatoforoma’s wordt bekomen door middel van histologisch onderzoek. Aanvullend isimmunohistochemie of elektronenmicroscopie soms noodzakelijk om chromatoforoma’s onderlingte differentiëren. Complete chirurgische excisie wordt beschouwd als de voorkeursbehandeling.Vanwege de uitgesproken maligniteit en neiging tot metastasering is de prognose vanchromatoforoma’s bij reptielen over het algemeen echter sterk gereserveerd. Een vroegtijdigeen correcte diagnose van deze neoplastische aandoening bij reptielen is daarom van primordiaalbelang. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige kennis omtrent het voorkomen,het biologisch gedrag, de pathogenese en de diagnostische en therapeutische benadering vanchromatoforoma’s bij reptielen met de nadruk op melano- en iridoforoma’s.
Volledige tekst: 
pp 05-15