2016 - 85 (6)

Volume 85 (2016), nr. 6

85 (6) pp 393

Volledige tekst: 
pp 393-394
Vraag en antwoord

85 (6) pp 378

Titel: 
Baarmoederaandoeningen na het afkalven bij melkkoeien: een overzicht met nadruk op subklinische endometritis
Auteur(s): 
O. B. PASCOTTINI, G. OPSOMER
Samenvatting: 
In dit artikel wordt een geüpdatet overzicht gegeven van de definities van de meest voorkomendebaarmoederproblemen na het afkalven bij melkkoeien. Een afwijkend uterien milieu op de meest precairemomenten van de voortplantingscyclus veroorzaakt immers schade aan de gameten en het jongeembryo met finaal nefaste gevolgen voor het voortplantingsvermogen van de koeien. Dit laatste zorgtvoor beduidende economische verliezen op veel moderne melkveebedrijven. Vandaar dat het voor depracticus van groot belang is om tot een accurate diagnose te komen teneinde een gerichte en efficiëntebehandeling te kunnen instellen. Bovendien wordt in dit artikel bijzondere aandacht besteed aan subklinischeendometritis. Deze aandoening is bij practici minder goed bekend terwijl ze bij een relatiefgroot aantal dieren voorkomt op het moment van inseminatie. Via het aanreiken van diepgaanderekennis omtrent het complex van postpartum baarmoederproblemen, hopen de auteurs met dit artikel depracticus te wijzen op de voorhanden zijnde mogelijkheden om tot een accurate diagnose en dus ookmeer efficiënte behandeling te komen.
Volledige tekst: 
pp 378-385
Permanente vorming

85 (6) pp 368

Titel: 
Al of niet bedwelmd slachten en offeren: wat er achter de woorden schuilt
Auteur(s): 
L. DEVRIESE
Samenvatting: 
De term ‘slachten’ is afgeleid van slaan, knock-out slaan. Bewusteloos slaan was een primitieve,nogal drastische vorm van bedwelming voor het slachten van vee. Dat werd steevast gevolgddoor het eigenlijke doden met verbloeden door halssnede of doorsnijden van de grote bloedvatenbij het hart. De moderne varianten met schiettoestellen en metalen pennen of met elektrische bedwelmingverschillen niet wezenlijk van het ‘slaan’ met de hamer. Gewezen wordt op het belangvan deze methode als basis van het onderscheid met ritueel slachten in de joodse traditie en ookmet het ‘nekken’ (doorsnijden van het ruggenmerg in de nek) zoals in grote delen van de wereldgebruikelijk bij rundvee, bij ons enkel bij kleinvee (kippen, konijnen, duiven). Bij een tweede belangrijkevorm van ritueel slachten, voor de productie van vlees toegelaten (halal) voor moslims,is niet de manier van slachten essentieel, wel een minstens rudimentair ritueel van offeren aanAllah. Bedwelmen kan ook voor halalvlees, mits het dier niet doodgeslagen wordt en goed uitbloedt.Dit wordt tot op heden echter slechts door een minderheid van islamgeleerden aanvaard.Een korte beschrijving wordt gegeven van de achtergrond van de voorschriften, die vermoedelijkte zoeken zijn in de oertijden van de veehouderij, toen het slachten van een dier bij herdersvolkerennog iets zeer uitzonderlijk was, iets wat zelfs de plaats kon innemen van het mensenofferaan God, zoals het bijbelverhaal van Abraham illustreert. In de christelijke traditiegebeurde dat door de offerdood van Jezus, zoon van God, het Lam Gods, dagelijks herhaald inhet misoffer. Dat offer betekende een radicale breuk met de joodse voedselvoorschriften. Hetverklaart niet enkel de afwezigheid van rituelen bij het slachten zoals bij ons gebruikelijk, maarook het stilaan verdwijnen van op religie gebaseerde voedseltaboes na de eerste eeuwen van hetchristendom.
Volledige tekst: 
pp 368-377
Uit het verleden

85 (6) pp 365

Titel: 
Het geven van vaste voeding aan witvleeskalveren vermindert de uitscheiding van clostridia in de mest
Auteur(s): 
B. VALGAEREN, H. HANSSENS, S. ROELANDT, E. GOOSSENS, S. VERHERSTRAETEN, L. GILLE, L. VAN DRIESSCHE, F. HAESEBROUCK, R. DUCATELLE, F. VAN IMMERSEEL, P. DEPREZ, B. PARDON
Samenvatting: 
SAMENVATTINGClostridium perfringens geassocieerde enterotoxemie is een belangrijke oorzaak van sterfte bij kalverenin intensieve opfoksystemen. Het doel van deze studie was om het effect van vaste voeding tebeoordelen op de uitscheiding van C. perfringens in de mest bij witvleeskalveren. Twee verschillendetestdiëten werden at random toegewezen aan tien holsteinfriesian-witvleeskalveren. De kalveren ingroep 1 werden uitsluitend gevoed met melkpoeder, terwijl kalveren in groep 2 zowel melkpoederals een maximum van 300g vaste voeding per voederbeurt kregen. De vaste voeding bestond uit 30%gerst, 30% mais, 30% tarwe en 10% gehakseld stro. Vervolgens werd het aantal clostridia in de mestbepaald. Kalveren die zowel melkpoeder als vaste voeding kregen, scheidden significant minder clostridiauit in de mest dan kalveren die uitsluitend met melkpoeder werden gevoed. Er moet nog verderonderzocht worden of het verschaffen van vaste voeding aan witvleeskalveren een preventief effectheeft op enterotoxemie.
Volledige tekst: 
pp 365-367
Kort

85 (6) pp 355

Titel: 
Gecombineerde primaire atypische hypoadrenocorticisme en primaire hypothyroïdie bij een hond
Auteur(s): 
B. VANMAL, V. MARTLÉ, D. BINST, P. SMETS, S. DAMINET, D. PAEPE
Samenvatting: 
SAMENVATTINGIn deze casus wordt een hond met gecombineerde atypische primaire hypoadrenocorticisme enprimaire hypothyroïdie beschreven. De hond vertoonde reeds meer dan een jaar intermitterende, vageklachten. Ondanks meerdere medicamenteuze behandelingen vertoonde de hond geen volledige beterschap.Gebaseerd op de resultaten van het algemeen lichamelijk onderzoek, het bloedonderzoek ende abdominale echografie werd de hond gediagnosticeerd met primaire atypische hypoadrenocorticismeen primaire hypothyroïdie. Een supplementatie met glucocorticoïden werd meteen opgestarten geleidelijk afgebouwd tot een onderhoudsdosis wegens polydipsie. Levothyroxinesupplementatiewerd tien dagen nadien opgestart aan een zeer lage dosis en geleidelijk opgebouwd aan de hand vande totale thyroxine-serumconcentratie. De hond verbeterde snel en herstelde compleet. Controleconsultatiesgedurende meer dan een jaar toonden geen nieuwe abnormaliteiten aan. De combinatie vanprimaire hypoadrenocorticisme en primaire hypothyroïdie wordt niet vaak beschreven bij honden envertoont gelijkenissen met het humane schmidtsyndroom.
Volledige tekst: 
pp 355-364

85 (6) pp 349

Titel: 
Congenitale primaire hypothyroïdie bij een kat
Auteur(s): 
L. VAN BERGEN, I. BASSEZ, G. JUNIUS, E. VANDERMEULEN
Samenvatting: 
SAMENVATTINGEen vijf en een half maanden oude, mannelijke, intacte Europese korthaar van 1,4 kg werdaangeboden met de klacht van erge constipatie. Op het lichamelijk onderzoek viel op dat de kat erg kleinen suf was, een slechte vachtkwaliteit met veel schilfers vertoonde, hypothermie en veel ontlasting inhet abdomen had. De lichaamsverhoudingen waren duidelijk uit proportie waarbij een groot hoofd, eenkorte nek en korte ledematen opvallend waren. Op het radiografisch onderzoek waren een vertraagdesluiting van de groeiplaten zichtbaar en een duidelijk megacolon. Gebaseerd op een onmeetbaar laagtotaal T4 en een verhoogd serum TSH werd congenitale primaire hypothyroïdie gediagnosticeerd. Hetscintigrafisch onderzoek bevestigde deze diagnose. Verscheidene maanden na het opstarten van eenlevothyroxinetherapie was de kat actief en alert. Hij vertoonde geen tekenen meer van constipatie enontwikkelde zich verder normaal.
Volledige tekst: 
pp 349-354
Casuïstiek(en)

85 (6) pp 343

Titel: 
Het gebruik van therapeutische zachte verbandcontactlenzen bij de hond en de kat: een casusreeks van 41 gevallen
Auteur(s): 
S. M. BOSSUYT
Samenvatting: 
SAMENVATTINGDe doelstelling van dit overzicht was om, ondersteund door de literatuur, te illustreren in welkegevallen een zachte verbandcontactlens gebruikt kan worden bij de hond en de kat en hoe nuttig ze zijn.Het voordeel van contactlenzen werd bepaald door na te gaan hoe lang de contactlens in het oog bleefen of ze het comfort van de patiënt verbeterden. De gemiddelde tijd dat de lens in het oog bleef, was9,8 dagen (zowel bij de hond als de kat). Vroegtijdig verlies van de lens werd vastgesteld in een kleinaantal gevallen (7% ). De zachte verbandcontactlenzen verleenden comfort en bescherming ofwel inde aanvankelijke genezingsperiode, of tot het cornea ulcus (hoornvlieszweer) genezen was (in gevalvan een oppervlakkige zweer van het hoornvlies of een beperkt defect van het hoornvlies stroma) of totop het moment dat chirurgie plaatsvond (voor trichiasis, entropion). In gevallen van corneale dystrofiewerd een verbeterd comfort van de patiënt vastgesteld.
Volledige tekst: 
pp 343-348
Casuïstiek(en)

85 (6) pp 335-342

Titel: 
De werkzaamheid van chloroquinebehandeling van Giardia duodenalis-infectie bij kalveren
Auteur(s): 
M. GULTEKIN, K. URAL, N. AYSUL, A. AYAN, C. BALIKCI, G. AKYILDIZ
Samenvatting: 
SAMENVATTINGHet doel van deze studie was om het effect van chloroquinebehandeling te evalueren op de cysteexcretievan kalveren met een natuurlijke infectie met Giardia duodenalis. De kalveren werden willekeurigingedeeld in twee groepen op basis van placebo (groep I, n = 7 onbehandelde controlekalveren)of behandeling (groep II, n = 7 kalveren behandeld met chloroquine). De behandeling gebeurde doororale toediening, tweemaal daags gedurende vijf opeenvolgende dagen aan een dosis van 2,5 mg/kglichaamsgewicht. Door middel van moleculaire typering met ß-giardin geneste PCR en gensequentieanalysewerden de G. duodenalis-isolaten geïdentificeerd als behorende tot het A3-assemblage. Cysteuitscheidingwerd bepaald op dag 0, 3, 7 en 10, zowel voor als na de behandeling. De geometrischegemiddelden van het aantal uitgescheiden cysten waren niet significant veranderd tijdens het experimentin de controlegroep. De cyste-excretie was met 99% verminderd op dag 3 en met 100% op dag7 en 10 bij de behandelde kalveren. Chloroquine is dus mogelijk een praktisch haalbare, relatief goedkopeen zeer effectieve behandeling tegen giardiose bij kalveren.
Volledige tekst: 
pp 335-342
Origine(e)l(e) artikel(en)

85(6) pp 323

Titel: 
Fysiotherapie bij kleine huisdieren
Auteur(s): 
Y. SAMOY, B. VAN RYSSEN, J. SAUNDERS
Samenvatting: 
SAMENVATTINGDe voordelen van fysiotherapie zijn reeds lang bekend in de humane geneeskunde. Ook in de diergeneeskundewordt de therapie reeds enkele decennia toegepast, maar het is pas vrij recentelijk dat erook wetenschappelijk onderzoek naar verricht wordt. Het doel van dit artikel is een overzicht te gevenvan de verschillende fysiotherapeutische mogelijkheden en technieken in de diergeneeskunde en dezete correleren aan de bevindingen die te vinden zijn in de literatuur.
Volledige tekst: 
pp 323-334
Overzichtsartikel(en)