2016 - 85 (5)

Volume 85 (2016), nr. 5

85 (5) pp 315

Volledige tekst: 
pp 315-317
Vraag en antwoord

85 (5) pp 309

Titel: 
België ontsnapt niet aan het “rabbit hemorrhagic disease virus-2” (RHDV2) bij konijnen
Auteur(s): 
K. HERMANS, I. MOEREMANS, M. VERLINDEN, A. GARMYN
Samenvatting: 
Sinds 2016 is in België een duidelijke spreiding aan de gang van een nieuwe variant van het“rabbit hemorrhagic disease virus” (RHDV), aangeduid als RHDV2. Acute sterfte van konijnenis bij beide varianten van het virus het vaakst geziene verschijnsel.Vaccinatie tegen beide virusvarianten is mogelijk. Het vaccin dat momenteel in België geregistreerdis tegen RHD, beschermt niet tegen de variantstam. Via het cascadesysteem kan de dierenartsop eigen verantwoordelijkheid een vaccin invoeren dat in een andere EU-lidstaat daarvoorgeregistreerd is. De actuele epidemiologische situatie verantwoordt dat konijnen preventiefgevaccineerd worden tegen RHD. Ook myxomatose maakt echter nog steeds zeer veel slachtoffers,zowel onder wilde als onder tamme konijnen. Omwille van de actualiteit van het RHDV2krijgt myxomatose momenteel te weinig aandacht. Er is een belangrijke taak weggelegd voorde dierenarts om konijneneigenaars correct te informeren over de belangrijke virale ziekten bijkonijnen en de mogelijkheden tot preventie.
Volledige tekst: 
pp 309-314
Permanente vorming

85 (5) pp 305

Titel: 
Congenitale cutane fibropapillomatose bij een warmbloedveulen
Auteur(s): 
E. VAN DE WATER, R. DE MOREE, H. DE COCK, T. PICAVET, A. MARTENS, M. OOSTERLINCK
Samenvatting: 
In deze casuïstiek wordt een zeldzaam geval van een congenitaal fibropapilloma op het voorhoofdvan een warmbloedveulen beschreven. Chirurgische excisie van de massa was succesvol en na negenmaanden nog steeds zonder recidief. Er werden geen andere abnormaliteiten bij het veulen vastgesteld.Morfologisch gezien betreft het letsel een fibro-epitheliaal type hamartoma van de huid. De fibreuzecomponent werd tot dusver enkel bij varkens beschreven. Alhoewel bij volwassen dieren fibropapilloma’svaak voorkomen en geassocieerd zijn met papillomavirusinfecties, werd zowel bij veulens alsbiggen voor de congenitale fibropapilloma’s nog geen virale oorzaak aangetoond. Ook in deze casuswaren geen histopathologische indicaties voor infectie met papillomavirus en kon evenmin de aanwezigheidvan papillomavirus-DNA aangetoond worden met PCR.
Volledige tekst: 
pp 305-308
Casuïstiek(en)

85 (5) pp 297

Titel: 
Traumatische hernia diafragmatica gecompliceerd met een tensiegastrothorax bij een hond
Auteur(s): 
L. GEERINCKX, E. VAN DER VEKENS, B. VAN GOETHEM, J.H. SAUNDERS
Samenvatting: 
Een tien maanden oude, mannelijke cavalierkingcharles-spaniël werd twee maanden naeen abdominaal bijttrauma aangeboden met inspiratoire dyspnee en positionele pijnklachten.Afwezige long- en hartgeluiden bij auscultatie van de linkerhemithorax deden traumatischehernia diafragmatica vermoeden. Radiografische opnamen bevestigden dit maar bijkomendwerd tympanie van de gehernieerde maag vastgesteld. Dit wordt tensiegastrothorax genoemden is steeds een acute levensbedreigende complicatie van de hernia. Omwille van de progressiefverergerende cardiorespiratoire toestand en het onvermogen om de maag te sonderen werdovergegaan tot een spoedoperatie. Via standaard chirurgische benadering werd de maaggeherpositioneerd en de traumatische hernia diafragmatica hersteld. Het postoperatief herstelverliep ongecompliceerd en één jaar na de operatie stelde de hond het nog steeds goed.
Volledige tekst: 
pp 297-304
Casuïstiek(en)

85 (5) 291

Titel: 
Multicentrisch B-cellymfoom bij een dwerggeit
Auteur(s): 
H. VERSNAEYEN, I. KOLKMAN, M. VAN AERT, S. RIBBENS, K. CHIERS, P. DEPREZ, B. PARDON
Samenvatting: 
In dit artikel wordt een zes jaar oude, mannelijke dwerggeit met acute perifere lymfadenopathiebeschreven die initieel begon met opzetting van de inguinale lymfeknopen. Op het lichamelijkonderzoek werd ook zwelling van de retrofaryngeale, de boeg- en de inguinale lymfeknopen vastgesteld.Serologisch onderzoek naar boviene leukemie, capriene artritis-encefalitisvirus en caseuze lymfadenitiswas negatief. Cytologisch onderzoek van een dunnenaaldaspiraat van de prescapulaire lymfeknopentoonde multipele, grote lymfoblastische cellen. Vanwege de algemene klinische achteruitgang en slechteprognose werd besloten het dier te euthanaseren. Op autopsie werd een veralgemeende vergrotingvan de lymfeknopen waargenomen. Na histologisch en immunohistochemisch onderzoek van delymfeknopen werd deze neoplasie als een multicentrisch B-cellymfoom gekarakteriseerd.
Volledige tekst: 
pp 291-296
Casuïstiek(en)

85 (5) pp 285

Titel: 
Infectieuze bronchitisvirusinfecties bij kippen in België: een epidemiologisch onderzoek
Auteur(s): 
P. DE HERDT, M. DE GUSSEM, S. VAN GORP, R. CURRIE
Samenvatting: 
Tussen april 2012 en juli 2015 werden swabs genomen uit de cloaca en/of trachea bijvierhonderdvierentwintig tomen Belgische kippen, zowel vleeskuikens, ouderdieren als leghennen. Alletomen werden voor commerciële doeleinden gehouden en ze vertoonden klinische symptomen die kondenwijzen in de richting van een infectieuze bronchitisvirus (IBV)-infectie. De monsters werden onderzocht via“real-time polymerase chain reaction” (RT-qPCR) om de aanwezigheid van ribonucleïnezuur (RNA) vanIBV na te gaan. Wanneer ze positief bleken, werd een sequenering uitgevoerd van ongeveer vierhonderdbaseparen (bp) die coderen voor de hypervariabele regio van het S1-proteïne. De gevonden sequenties,de “cycle treshold” (Ct)-waarden en het toegediende entschema werden gebruikt om de veldstammen envaccinstammen van elkaar te kunnen onderscheiden.Van alle onderzochte monsters was 22,4% negatief. In 16,4% van de monsters waarin RNA van IBVaanwezig was, kon het genotype niet bepaald worden. Dit was vooral omdat de hoeveelheid RNA lager wasdan de onderste detectiegrens van de sequeneringsPCR. In de overige positieve monsters werd vooral RNAvan IBV-stammen die behoorden tot de genotypes 4/91–793B (46,8%), D388–QX (25,2%), D274-D207(5,8%) en Massachusetts (4,0%) aangetroffen. Schattingen duidden erop dat respectievelijk ongeveer58%, 11%, 37% en 46% van de aangetoonde virussen, vaccinstammen waren. Infecties met types CK/CH/Guandong/Xindadi/0903, Ukr/27/2011, NGA/295/2006 en Q1 werden occasioneel gevonden.De resultaten tonen aan dat IBV-infecties bij kippen in België frequent voorkomen en dat in degemonitorde periode minstens acht IBV-types circuleerden. Dit bevestigt de noodzaak om kippentomen tevoorzien van een sterke en breed beschermende immuniteit tegen IBV.
Volledige tekst: 
pp 285-290
Origine(e)l(e) artikel(en)

85 (5) pp275

Titel: 
Eerstelijnsbehandeling met CCNU-L(-chloorambucil)-CHOP van honden met een hooggradig multicentrisch of mediastinaal T-cellymfoom
Auteur(s): 
M. OSSOWSKA, E. TESKE, L. BEIRENS-VAN KUIJK, M. ZANDVLIET, J.P. DE VOS
Samenvatting: 
In dit retrospectieve onderzoek werd de ziektevrije- en progressievrije overleving bepaald vanchemotherapie-naïeve honden met een hooggradig multicentrisch of mediastinaal T-cellymfoom,behandeld met een eerstelijns-CCNU-L(-chloorambucil)-CHOP-protocol. Van de dertien honden meteen multicentrisch lymfoom vertoonde 92,3% een volledige remissie en de mediane ziektevrije- enprogressievrije periode was respectievelijk 317 en 256 dagen. Drie honden hadden een mediastinaallymfoom en vertoonden allemaal een volledige remissie met een mediane ziektevrije- en progressievrijeperiode van respectievelijk 978 en 1007 dagen. De één- en tweejarige ziektevrije/progressievrijeoverlevingskans voor honden met de multicentrische vorm was respectievelijk 0,50/0,46 en 0,42/0,38,voor honden met de mediastinale vorm 0,67/0,67. Neutropenie werd gevonden bij 52,9% van dehonden, trombocytopenie bij 50% en 56,3% vertoonde een waarschijnlijk door CCNU veroorzaaktenefrotoxiciteit. De conclusie van het onderzoek is dat eerstelijnsbehandeling met CCNU-L(-chloorambucil)-CHOP een positief effect lijkt te hebben op de overlevingstijd van honden met eenhooggradig multicentrisch of mediastinaal T-cellymfoom.
Volledige tekst: 
pp 275-284
Retrospectieve studie

85 (5) pp 265

Titel: 
Hyperthyreoïdie bij katten - Deel II: scintigrafische diagnose en radiojoodbehandeling
Auteur(s): 
V. VOLCKAERT, E. VANDERMEULEN, J.H. SAUNDERS, K. PEREMANS
Samenvatting: 
SAMENVATTINGIn het tweede deel van dit overzichtsartikel worden de diagnostische aspecten van schildklierscintigrafiebesproken, met de nadruk op hyperthyreoïdie, gevolgd door een overzicht van de behandelingmet radioactief jodium.
Volledige tekst: 
pp 265-274
Thema

85 (5) pp 255

Titel: 
Hyperthyreoïdie bij katten - Deel I: anatomie, fysiologie, pathofysiologie, diagnose en beeldvorming
Auteur(s): 
V. VOLCKAERT, E. VANDERMEULEN, J.H. SAUNDERS, K. PEREMANS
Samenvatting: 
In het eerste deel van dit overzichtsartikel worden de schildklieranatomie, fysiologie en pathofysiologiebij katten besproken. Vervolgens wordt de nadruk gelegd op hyperthyreoïdie, de meestvoorkomende schildkliergerelateerde aandoening bij katten. De diagnosestelling wordt verder besprokenmet nadruk op de medische beeldvorming. Scintigrafie is veruit de meest gebruikte en geschiktetechniek om de schildklierfunctie te evalueren. Daarop wordt in het tweede deel van dit overzichtsartikeldieper ingegaan. Andere beeldvormingsmodaliteiten bieden geen evaluatie van de schildklierfunctie enzijn daarom van minder belang voor de diagnose en evaluatie van hyperthyreoïdie.
Volledige tekst: 
pp 255-264
Thema