2016 - 85 (1)

Volume 85 (2016), nr. 1

85 (1) pg 50

Volledige tekst: 
pp 50-51
Vraag en antwoord

85 (1) pg 41

Titel: 
Gastro-intestinale Clostridium perfringens-infecties: een blijvend gevaar in de Belgische rundveehouderij
Auteur(s): 
B. VALGAEREN, E. GOOSSENS, S. VERHERSTRAETEN, L. GILLE, L. VAN DRIESSCHE, F. VAN IMMERSEEL, R. DUCATELLE, P. DEPREZ, B. PARDON
Samenvatting: 
De intensivering van de moderne landbouw wordt geassocieerd met een toename van Clostridiumperfringens-gerelateerde, gastro-intestinale problemen bij intensief gevoede runderen,zoals “hemorrhagic bowel disease” bij hoogproductief melkvee en enterotoxemie bij kalveren.Waar de pathogenese van hemorrhagic bowel disease nog grotendeels ongekend is, werdener de laatste jaren nieuwe inzichten in de pathogenese van enterotoxemie bekomen die eenbelangrijke repercussie op de aanpak van deze ziekte onder praktijkomstandigheden hebben.Ook andere clostridiumgeassocieerde maagdarminfecties, zoals “overeating disease” enneonatale clostridiose, worden regelmatig gediagnosticeerd. Overvoedering met structuurarme,eiwitrijke voeders is een overkoepelende risicofactor bij zowel HBD, enterotoxemie als overeatingdisease. Een goed uitgebalanceerd dieet dat zo stabiel mogelijk gehouden wordt, is dan ook hetbelangrijkste aandachtspunt op bedrijven die problemen hebben met clostridiose. Daarnaastdient bij jonge kalveren voldoende aandacht gegeven te worden aan een correcte en hygiënischebiestverstrekking om problemen met neonatale clostridiose te vermijden.
Volledige tekst: 
pp 41-49
Permanente vorming

85 (1) pg 36

Titel: 
Risico op colistineresistentie neemt toe
Auteur(s): 
B. CALLENS, F. HAESEBROUCK, J. DEWULF, F. BOYEN, P. BUTAYE, B. CATRY, P. WATTIAU, E. DE GRAEF
Samenvatting: 
In een recent artikel uit China werd overdraagbare resistentie tegen colistine beschrevendie gevonden werd bij Escherichia (E. coli) bekomen uit voedselproducerende dieren, vlees enziekenhuispatiënten (Liu et al., 2015). Heel recent werd deze resistentie onder meer ook gevondenin Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en België. Colistine wordt beschouwd alseen van de laatste behandelopties tegen multiresistente bacteriën in de humane gezondheidszorg,voornamelijk bij patiënten met mucoviscidose. Alertheid voor colistineresistentie is gebodenen het nieuwe resistentiemechanisme dient zorgvuldig te worden opgespoord bij dier- enmensgerelateerde bacteriën.
Volledige tekst: 
pp 36-40
Voor de praktijk

85 (1) pg 31

Titel: 
Het gelijktijdig voorkomen van een plaveiselcelcarcinoom en hemangiosarcoom in de cornea bij een kat
Auteur(s): 
G. STORMS, C. NARANJO, M. GRAUWELS
Samenvatting: 
Een veertien jaar oude, vrouwelijke, gesteriliseerde huiskat werd aangeboden omwille van eenuitgesproken donker roodverkleuring van de cornea van het linkeroog. Het oog vertoonde eveneenstrichiasis van het bovenooglid, entropion van het onderooglid en een uitgesproken symblefaron. Hetrechteroog vertoonde trichiasis van het bovenooglid, entropion van het onderooglid, een uitgesprokensymblefaron en chronische stromale en ulceratieve keratitis. Aan de hand van een biopsie van de corneavan het linkeroog werd een plaveiselcelcarcinoom gediagnosticeerd en het linkeroog werd vervolgensweggenomen. Histologisch onderzoek van de cornea toonde met bloed gevulde kanaalvormige structurenvan verschillende grootte, die op bloedvaten geleken en afgelijnd waren door spindelvormige cellen. Inhet centrale deel van de cornea was een uitgesproken hyperplastisch epitheel aanwezig met infiltratievan atypische cornea-epitheelcellen in het oppervlakkige stroma. Zowel een primair hemangiosarcoomals een primair plaveiselcelcarcinoom in de cornea werd gediagnosticeerd. In deze casuïstiek wordt hetzeldzame voorkomen van meerdere primaire tumoren in dezelfde anatomische structuur beschreven.
Volledige tekst: 
pp 31-35
Casuïstiek(en)

85 (1) pg 23

Titel: 
Cosmetische rostrale neusreconstructie na plaveiselcelcarcinoomresectie bij twee honden
Auteur(s): 
S. LIPPENS, B. VAN GOETHEM, I. GIELEN, I. POLIS, H. DE ROOSTER
Samenvatting: 
Twee mannelijke golden retrievers van ongeveer tien jaar oud werden aangeboden meteen zichtbare massa in de neus, niesden en vertoonden epistaxis. Uit histologisch onderzoekna bioptname bleek dat het bij beide honden om een plaveiselcelcarcinoom ging. Bij verderestagering waren er geen aanwijzingen voor metastasen. Chirurgische wegname van de tumordoor middel van een planectomie of nosectomie werd voorgesteld. Omdat de klassieke excisievan de neusspiegel voor deze eigenaars cosmetisch onaanvaardbaar was, werd bij beide hondengekozen voor een rostrale neusreconstructie. Bij de eerste hond bevond de tumor zich aan deoppervlakte, waardoor resectie van het kraakbenig deel van de neus voldoende was en eenplanectomie werd uitgevoerd. Bij de tweede hond daarentegen was er tevens botaantasting,waardoor niet alleen de neus, maar ook het os incisiva werd verwijderd (nosectomie). Bij beidehonden werd een remissie van de tumor verkregen na een follow-up van respectievelijk 35 en 29maanden, met tegelijkertijd een uitstekend cosmetisch resultaat.
Volledige tekst: 
pp 23-30
Casuïstiek(en)

85 (1) pg 15

Titel: 
Evaluatie van de mini-FLOTAC-methode voor de detectie van gastro-intestinale parasieten bij grote huisdieren
Auteur(s): 
N. VAN DEN PUTTE, E. CLAEREBOUT, B. LEVECKE
Samenvatting: 
Voor de microscopische diagnose van gastro-intestinale parasieten bij grote huisdierenwerd recent een nieuwe techniek ontwikkeld, de mini-FLOTAC. In deze vergelijkende studievan diagnostische technieken werd de mini-FLOTAC vergeleken met de standaard McMastertechniekop basis van de detectie (gevoeligheid) en kwantificatie (aantal oöcysten/eieren per grammest (OPG/EPG)) van parasitaire infecties bij grote huisdieren en de tijd die nodig is om eendiagnose te stellen. In totaal werden honderd meststalen (78 paarden, 11 runderen, 6 schapen en5 geiten) onderzocht met beide technieken. Mini-FLOTAC was gevoeliger dan McMaster, maarer was een zeer hoge correlatie in eieren per gram (EPG) feces (correlatiecoëfficiënt = 0,90, p <0,001). De benodigde tijdsduur voor het onderzoeken van stalen met de mini-FLOTAC-techniek(13 minuten) lag significant hoger (p < 0,05) dan de tijd die nodig was met de McMaster-techniek(6 minuten). Dit verschil in tijdsduur was eveneens afhankelijk van de bekomen EPG-waarde,waarbij het tijdsverschil tussen beide technieken nog sterk vergrootte voor hogere waarden.Er kan geconcludeerd worden dat de mini-FLOTAC-techniek het beste gebruikt kan wordenwanneer een accurate diagnose van een lage besmettingsgraad nodig is, bijvoorbeeld voor dedetectie van anthelminthicumresistentie. In andere gevallen kan de voorkeur worden gegevenaan de snellere McMaster-methode.
Volledige tekst: 
pp 15-22
Origine(e)l(e) artikel(en)

85 (1) pg 09

Titel: 
Behandeling van verworven retractie van de diepe buigpees bij het paard: een retrospectieve studie van 51 gevallen
Auteur(s): 
S. CARLIER, M. OOSTERLINCK, A. MARTENS, F. PILLE
Samenvatting: 
Retractie van de diepe buigpees is een belangrijke aandoening die veulens gedurende hun eerstelevensjaar kunnen verwerven ten gevolge van lateralisatie bij het grazen. In deze retrospectieve studiewerden de medische dossiers geanalyseerd van 51 gevallen die behandeld werden aan de FaculteitDiergeneeskunde van de Universiteit Gent tussen 1999 en 2013. Deze analyse werd gevolgd door eentelefonische enquête. Bij 65% van de conservatief behandelde dieren normaliseerde de hoefconformatievolledig, wat niet significant verschillend bleek van het percentage paarden dat een volledig herstelkende na een chirurgische behandeling (56%). Veulens die vóór de leeftijd van zes maanden eenconservatieve therapie kregen en de dieren die chirurgisch werden behandeld vóór de leeftijd vantwaalf maanden, hadden significant meer kans op een succesvolle correctie dan oudere veulens. Verderhadden gevallen met een onvolledige correctie van de hoefconformatie beduidend meer kans op(persisterende) kreupelheid en minder uitzicht op een sportieve carrière. Tot slot bleek uit deze studieeen significante associatie tussen de hoefconformatie van het moederdier en die van haar veulens.
Volledige tekst: 
pp 09-14
Retrospectieve studie en casuïstiek

85 (1) pg 03

Titel: 
Polytetrafluorethyleen-intoxicatie bij vogels
Auteur(s): 
N. CAEKEBEKE, G. ANTONISSEN, P. DE BACKER, S. CROUBELS
Samenvatting: 
Polytetrafluorethyleen is een uniek polymeer dat tal van toepassingen kent in het dagelijkseleven. Bij thermale degradatie van dit polymeer, beter bekend onder de merknaam Teflon®,ontstaan echter toxische gassen en ultrafijne partikels die intoxicatie kunnen veroorzaken bij zowelmens als dier. De samenstelling en toxiciteit van deze degradatieproducten zijn sterk afhankelijkvan de specifieke omstandigheden op het moment van afbraak. De klinische symptomen enletsels zijn zeer verschillend naargelang de diersoort. Vogels blijken uitermate gevoelig te zijnen een intoxicatie resulteert meestal in sterfte. De voornaamste bron van polytetrafluorethyleenintoxicatiebij gezelschapsvogels is het oververhitten van anti-aanbaklagen in kookgerei.Aangezien de diagnose en behandeling vaak te laat komen, moet de nadruk liggen op preventie.
Volledige tekst: 
pp 03-08
Overzichtsartikel(en)